Het originele Engelstalige artikel vindt u hier.
Weinig mensen in Amerika zijn heden ten dage zo machtig en polariserend als Anthony Fauci. Voor links is Fauci de volmaakte koelbloedige wetenschapper, die symbool staat voor de essentiële rol van de overheid. Voor rechts is hij een agent van de Deep State die het leven van talloze mensen heeft verwoest om een verborgen agenda te dienen, terwijl hij op mysterieuze wijze een salaris opstrijkt dat hoger is dan dat van welke andere van de twee miljoen federale ambtenaren van het land dan ook (inclusief hun gezamenlijke baas, de president).
De realiteit is dat beide verhalen de positie die Fauci inneemt in de Amerikaanse regering fundamenteel miskennen. Fauci is allesbehalve een expert op het gebied van de volksgezondheid, maar staat aan de top van de Amerikaanse infrastructuur op het gebied van biologische oorlogsvoering. En in tegenstelling tot het idee dat hij een Deep State marionet van de Democratische partij is, waren het George W. Bush en Dick Cheney die Fauci daar niet alleen plaatsten, maar ook het kader creëerden waarbinnen de immunoloog/arts zijn gezag uitoefent.
Dit werpt ten dele licht op het anders onverklaarbare feit dat Fauci, door Trump verafschuwd, nooit is ontslagen door deze berucht wraakzuchtige politicus die zijn stijl met de zin “You’re fired!” op de kaart heeft gezet. Maar Fauci’s onaantastbaarheid roept een vraag op die nog meer verbijstering oproept: Waarom hebben de media hem zalig verklaard als de welwillende, onfeilbare COVID-redder van het land, in plaats van te kijken naar de realiteit van zijn positie en de bron van zijn bijna grenzeloze autoriteit?
Om de opkomst en nalatenschap van Fauci te begrijpen, nu hij dit jaar met pensioen gaat, moeten we teruggaan naar de eerste maanden van het begin van deze eeuw, toen een havikachtige nieuwe regering aan de macht kwam. Terwijl George W. Bush naar Washington was gekomen met een nieuw soort “meedogend conservatisme”, kwam Cheney met tientallen jaren ervaring op het ministerie van Defensie, waaronder een termijn als minister van Defensie onder George H.W. Bush tijdens Operatie Desert Storm.
Bush’ belangstelling voor biologische defensie en paraatheid voor pandemieën wordt vaak teruggevoerd op een boek uit 2004, The Great Influenza. De werkelijkheid is echter dat de regering aan de macht kwam met biologische wapens zoals besmettelijke ziekten hoog in het vaandel, met Cheney die het gapende gat in de nationale veiligheid van Amerika wilde dichten dat was ontstaan door het ontbreken van een samenhangende strategie voor biologische oorlogsvoering.
Maar als biologische defensie al geen prioriteit was voor het Witte Huis onder Bush, dan veranderde dat snel een week na de aanslagen van 11 september, amper acht maanden na aanvang van Bush’ eerste termijn, toen de Verenigde Staten werden getroffen door de ernstigste aanval met biologische wapens in hun geschiedenis. Op 18 september 2001 ontving een aantal nationale mediakanalen, waaronder CBS News, NBC News, ABC News, de New York Post en de National Enquirer, een reeks brieven met een droog wit poeder. Drie weken later werd een tweede serie brieven gestuurd naar de kantoren van senatoren Tom Daschle, toenmalig leider van de meerderheid in de Senaat, en Patrick Leahy, hoofd van de Senaatscommissie voor justitie. Tweeëntwintig mensen werden besmet met antrax, van wie er vijf overleden. De Verenigde Staten, die al in een staat van ongekend militair paraatheid verkeerden, werden bijna in een complete chaos gebracht door deze miltvuuraanslagen. Door via het postsysteem een van ’s werelds dodelijkste ziekteverwekkers als wapen in te zetten, ontstond het gevoel door een onzichtbare vijand met ondoorgrondelijke capaciteitente worden belaagd.
Bush heeft terecht de eer gekregen de dreiging van een wereldwijde pandemie te hebben onderkend en een serieus beleid op de kaart te hebben gezet om de verspreiding van HIV/AIDS in Afrika tegen te gaan. Maar het was Cheney die als de politieke motor fungeerde achter een paradigmaverschuiving die spoedig zou plaatsvinden in Amerika’s ’bio-defensie’-strategie. Zes dagen voor de aanslagen van 9/11 hield de Senaatscommissie voor Buitenlandse Betrekkingen een hoorzitting over “De dreiging van bioterrorisme en de verspreiding van besmettelijke ziekten“. De hoorzitting werd geleid door Joe Biden, toen voorzitter van de commissie, en omvatte getuigenissen van deskundigen op het gebied van strategische defensie. In een vooraf geprepareerde verklaring merkte Bill Frist, een arts die tot 2007 Republikeins senator was, op dat: “Elke bedreiging van de veiligheid van de Verenigde Staten door massavernietigingswapens, zelfs die met een lage waarschijnlijkheid maar met grote potentiële gevolgen, waaronder biologische wapens, moet serieus worden genomen via een adequate voorbereiding.”
De eerste mijlpaal van de regering in dit streven was de opstelling van een presidentiële richtlijn met de naam “Biodefense for the 21st Century“. Deze richtlijn, die in april 2004 door Bush werd ondertekend, bevatte een “alomvattend kader voor [Amerika’s] biologische defensie”, gebaseerd op de veronderstelling dat een aanval met biowapens Amerika zou kunnen verwoesten. Hoewel het uitgaat van een andere intentie (een aanval), beschrijft het een scenario dat griezelig veel lijkt op wat de wereld heeft meegemaakt met COVID-19, en waarschuwt dat een aanval met biowapens kan leiden tot “catastrofale aantallen slachtoffers, langdurige ziekte en invaliditeit, psychologische trauma’s en massale paniek; het ontwricht kritieke sectoren van de economie en het dagelijkse leven van Amerikanen; en creëert een cascade van gevolgen op internationaal niveau door het ontwrichten en beschadigen van (internationale) handelsbetrekkingen, waardoor de gevolgen van een aanval op het grondgebied van de Verenigde Staten mogelijkerwijs een mondiaal karakter krijgen”.
Dat de richtlijn waarschuwde voor een biologische catastrofe als gevolg van een aanslag, in plaats van een onbedoelde uitbraak (van een virus), was een schijnbaar vanzelfsprekende veronderstelling in de nasleep van 9/11. Maar zelfs in juni 2001 speelde een klein aantal hooggeplaatste beleidsmakers twee dagen lang een aanval met biowapens via een simulatiespel na. De simulatie, Dark Winter genaamd, was ontworpen door het Johns Hopkins Center for Civilian Biodefense Strategies en was gebaseerd op een vermeende pokkenaanval. De operatie was niet zozeer bedoeld om de paraatheid te verhogen als wel om kwetsbaarheden bloot te leggen en toonde aan hoe snel een volksgezondheidsramp tot wijdverspreide chaos en sociale ineenstorting kon leiden. Dit was het scenario voor nachtmerries – en, volgens de berichten, waren dit de nachtmerries die Dick Cheney had.
Hoe belangrijk het ook was, zijn transformatie van Amerika’s biologische verdedigingskader maakte deel uit van een veel grotere herpositionering van de geopolitieke strategie op lange termijn, een inspanning die ook door Cheney werd geleid. In de nasleep van de ineenstorting van de Sovjet-Unie in het begin van de jaren negentig begon Cheney, destijds minister van Defensie onder George H.W. Bush, samen met onderminister van Defensie Paul Wolfowitz, een grote strategie op te zetten voor het tijdperk na de Koude Oorlog. Dit plan, onthuld in een berucht gelekt memorandum, was gebaseerd op één enkel strategisch doel: Amerika moet permanent de grootste supermacht ter wereld blijven. De ontwerpers stelden dat de VS dit alleen konden bereiken door “strategisch diepgang” te behouden om “hun veiligheidskader vorm te geven”. De aanvankelijk gelekte memo werd later bewerkt door Cheney’s stafchef, Scooter Libby, die het concept van “strategische diepgang” uitbreidde met niet alleen geografische reikwijdte, maar ook met het vermogen om oorlog te voeren met wapens die niet alleen de militaire capaciteiten van een vijand kunnen lamleggen, maar ook zijn politieke, economische en sociale stabiliteit kunnen ontwrichten.
In deze context begon de regering-Bush de uitgaven voor bio-defensie op te voeren, die alleen al in 2002 vervijfvoudigd werd tot 317 miljoen dollar. Echter datzelfde jaar begon zich in de regio Guangdong in China een ongebruikelijke ziekte van de luchtwegen te verspreiden. De ziekte, die uiteindelijk werd geclassificeerd als Severe Acute Respiratory Syndrome (SARS), zou het leven kosten aan zo’n 800 mensen terwijl het zich verspreidde over Azië, Europa, Noord-Amerika, het Midden-Oosten en zelfs Nieuw-Zeeland bereikte.
Hoewel SARS in de zomer van 2003 onder controle was, was de wereld in dat jaar getuige van de uitbraak van een andere luchtweginfectie. In dit geval ging het om het opnieuw opduiken van een stam van de vogelgriep die bekend staat als H5N1 en waarvan al lang was vastgesteld dat hij een pandemisch potentieel had. Het virus bleek een schrikbarend sterftecijfer van 60% te hebben.
In 2003 vroeg de regering-Bush om een jaarlijks budget van $2 miljard voor bio-defensie, een bedrag dat, volgens de Los Angeles Times, hoger was dan de onderzoeksbudgetten voor borstkanker, longkanker, beroerte en tuberculose bij elkaar. Dat jaar kondigde Bush in zijn State of the Union-toespraak aan dat hij nog eens 6 miljard dollar beschikbaar wilde stellen voor de ontwikkeling en aanleg van voorraden vaccins in het volgende decennium, naast de gebudgetteerde financiering voor bio-defensie.
Dit bedrag was essentieel, maar de transformatie van een kernelement van Amerika’s nationale strategische defensie ging in even hoge mate om de herstructurering van de gouvernementele en menselijke aspecten van bio-defensie, als om de financiering ervan. Het was een meesterzet van Cheney om bij de voorbereiding op onderzoek naar biowapens de versnipperde onderzoeksprogramma’s op dit gebied bij verschillende departementen, instituten en centra weg te halen en onder te brengen in één enkel instituut: het National Institute of Allergy and Infectious Diseases (NIAID). Het NAID stond toen, net als nu, onder leiding van Anthony Fauci.
Een NIAID-artikel uit 2003 beschreef wat deze verschuiving betekende voor dit relatief obscure agentschap voor de volksgezondheid: “In 2003 kreeg het NIAID de hoofdverantwoordelijkheid toegewezen voor civiele bio-defensieonderzoek, met de nadruk op onderzoek en vroege ontwikkeling van medische tegenmaatregelen op terroristische dreigingen van infectieziekten en blootstelling aan straling. Later kreeg het NIAID de verantwoordelijkheid voor het coördineren van de brede inspanning van het NIH [National Institute of Health, red.] om medische tegenmaatregelen te ontwikkelen tegen bedreigingen voor de burgerbevolking”. Hoewel de verklaring vol staat met verwijzingen naar “civiel onderzoek”, bevatte zij een cruciaal voorbehoud dat veel verklaart over haar rol tot en met de COVID-19-pandemie: “Omdat nieuwe potentieel dodelijke ziekteverwekkers, zoals vogelgriep, zowel van nature kunnen voorkomen als doelbewust door terroristen kunnen worden geïntroduceerd, is het onderzoek van het NIAID naar biologische oorlogsvoering geïntegreerd in haar ruimere portefeuille ten behoeve van het opduiken van infectieziekten of het opvlammen daarvan”.
Met andere woorden, wat het NIAID betreft was er geen echt administratief onderscheid tussen bio-defensie- en wetenschappelijk onderzoek. Met een pennestreek van Cheney werden alle inspanningen van de Verenigde Staten op het gebied van biologische oorlogsvoering, geclassificeerd of niet-geclassificeerd, onder de hoede van Anthony Fauci geplaatst. Deze nieuwe commandostructuur was zo belangrijk dat een medewerker van het kantoor van Scooter Libby, Cheney’s machtige stafchef, tijdens de overgangsfase op het NIAID hoofdkwartier in Washington werd geplaatst om te fungeren als “een soort politieke afgevaardigde” van het kantoor van de vice-president. Dit gaf Fauci ongeëvenaarde toegang tot niet alleen Cheney, maar ook tot President Bush, naar wie hij een open lijntje had.
Fauci had nu een virtuele carte blanche om niet alleen onderzoeksprojecten goed te keuren maar die ook te ontwerpen en uit te voeren – en hij kon dat doen zonder toezicht van bovenaf. Bio-defensieprojecten die vroeger onder de bevoegdheid van militaire of inlichtingendiensten vielen, stonden nu onder zijn rechtstreeks toezicht.
Dit verklaart een van de meest verbijsterende bijzonderheden aan Anthony Fauci: zijn vergoeding. Zoals bekend is Fauci het best betaalde lid van de federale regering. Hij verdient meer dan de president, generaals met vier sterren, senatoren en rechters bij de Hoge Raad. Zijn salaris is ruwweg het dubbele van dat van zijn eigen baas (op papier), tot voor kort NIH-directeur Francis Collins. Fauci’s gigantische salarisstrookje kan worden teruggevoerd tot 2004, het jaar nadat het NIAID werd uitgeroepen tot ’s lands hoogste agentschap voor biologische oorlogsvoering. Volgens een rapport van Forbes schreef NIH adjunct-directeur Raynard S. Kingston dat jaar een formele memo aan de directeur van het agentschap, Elias Zerhouni “om te verzoeken dat de huidige retentiebonus [bedrag onbekend] voor Dr. Anthony S. Fauci wordt aangepast om hem op passende wijze te compenseren voor de mate van verantwoordelijkheid in zijn huidige functie van directeur, van het National Institute of Allergy and Infectious Diseases (NIAID), en van het National Institutes of Health (NIH), met name voor wat betreft zijn werk op het gebied van onderzoek naar bio-defensie.”
Deze salarisverhoging was slechts een bijproduct van de radicale herstructurering van Amerika’s bio-defensieapparaat. Veel belangrijker was dat Fauci in wezen aan de top van een nieuwe hiërarchie werd geplaatst waarover hij bijna de volledige beslissingsbevoegdheid kreeg. Van directeur van één van de 27 NIH-instituten werd hij degene die er echt toe deed.
Maar Fauci’s vermogen om de kloof tussen wetenschap en politiek te overbruggen, om “het spel mee te spelen”, maakte hem essentieel maakte voor het politieke kader. De snelle toename van de financiering van bio-defensie in de wereld na 9/11, en de wildgroei van agentschappen en departementen die zich hiermee bezighielden, kregen onvermijdelijk met critici te maken. Eén daarvan was, en is nog steeds, Richard Ebright, een belangrijke figuur in de wereld van de epidemiologie, die voorzitter is van de Raad van Bestuur en hoogleraar scheikunde en chemische biologie aan de Rutgers University.
“Deze begrijpelijke (over)reactie kan pervers genoeg precies het tegenovergestelde effect hebben,” zei Ebright in 2003 tegen de Los Angeles Times. Hiermee suggereerde hij dat het ontluikende gebied van onderzoek naar biologische wapens zou kunnen leiden tot lekken, mislukkingen en zelfs een wapenwedloop op het gebied van biowapens. Maar tegen die tijd had de regering-Bush een man in dienst die geloofwaardig genoeg was om deze critici van repliek te dienen en, in veel opzichten, te overtreffen. “Het zal een uitdaging worden,” zei Fauci tegen de Times, en deed Ebright’s bezorgdheid af als “onecht”. “Ik heb er alle vertrouwen in dat de biomedische onderzoeksgemeenschap zich goed zal aanpassen aan de verandering.”
Bijna twee decennia later, nu hij zijn pensioen nadert, lijkt zijn vertrouwen misplaatst. Misschien zien we hier een andere cruciale les van de pandemie: dat (Captain) Marvel-achtige helden, met al hun fabelachtige krachten, geen vervanging zijn voor de feiten.