Bedankt voor dit bezoek. Viruswaarheid gaat door als Voorwaarheid!

We kunnen allemaal kwaadaardig zijn en de Duitsers waren niet uitzonderlijk

DOOR PAUL FRIJTERS, GIGI FOSTER, MICHAEL BAKER JUNI 20, 2022 



Het originele, Engelse artikel vindt u hier.

 

 

Al meer dan twee jaar wordt de wereld meegesleept in de COVID-manie. Gewone mensen van vrijwel alle nationaliteiten hebben het narratief aanvaard en gejuicht toen sterke mannen en vrouwen dictatoriale macht naar zich toe trokken, de normale mensenrechten en politieke processen opschortten, zich uitten alsof alleen COVID-doden ertoe deden, scholen en bedrijven hebben gesloten, mensen hebben belet in hun levensonderhoud te voorzien en massale ellende, armoede en hongersnood hebben veroorzaakt.

Hoe meer deze sterke mannen en vrouwen deze dingen deden, hoe luider het applaus, en hoe groter de afkeuring en mishandeling van degenen die dergelijke daden veroordeelden. Ook de intimidatie door de politie van degenen die zich uitspraken tegen het COVID-narratief werd toegejuicht door de bevolking die de weigeraars graag voor de rechter gebracht wilde zien.

De afgelopen twee jaar hebben bewezen dat de Duitsers uit de nationaal-socialistische periode eigenlijk niets uitzonderlijks waren.

 

Opdat we niet vergeten

Het Westen heeft geweigerd de centrale les van de naziperiode (1930-1945) te leren, of is die inmiddels vergeten, ondanks de overvloed aan ooggetuigenverslagen in de kunst en wetenschap van na de Tweede Wereldoorlog die overduidelijk maakten wat er was gebeurd – van Hannah Arendt tot de Milgram experiments tot het fabelachtige toneelstuk ‘Rhinoceros’. De centrale boodschap van de topintellectuelen die over de naziperiode schreven, was dat iedereen een nazi kon worden: er was absoluut niets vreemds aan de Duitsers die zich tot nazi hadden ontpopt.

Ze werden geen nazi’s omdat hun moeders niet genoeg van hen hielden, of omdat ze God in hun leven hadden afgewezen, of vanwege iets dat inherent is aan de Duitse cultuur. Ze werden eenvoudigweg overdonderd, gek gemaakt en verleid door een verhaal, meegesleurd door de massa, waarbij ze gaandeweg hun beweegredenen bedachten. De harde les die de intellectuelen uit die tijd wilden overbrengen was dat vrijwel iedereen onder die omstandigheden hetzelfde zou hebben gedaan. Het kwaad is, in één woord, banaal.

Zoals Hannah Arendt opmerkte, Eichman, een van de architecten van de holocaust, was “vreselijk en angstaanjagend gewoon”. Toegewijde nazi’s waren ‘Gutmensch‘ (‘Deugmens’, red.): Duitsers die zichzelf oprecht als goede mensen zagen. Hun moeders hielden van hen, ze waren plichtsgetrouwe aanhangers van het plaatselijke geloof, betaalden hun belastingen, hadden voorouders die voor Duitsland waren gestorven, en hadden innige familiebanden. Ze dachten dat zij het juiste deden en werden daarin bevestigd en gesteund door vrienden, familie, de kerk en de media.

De intellectuele klasse werd in de jaren ‘50 en ‘60 met deze waarheid geconfronteerd, maar de niet-aflatende wens van de mensheid om weg te kijken van ongemakkelijke waarheden deed het de samenlevingen, en na verloop van tijd zelfs de wetenschappelijke kringen, vergeten. We vertelden leugens over de nazi’s om ons goed te voelen over onszelf. Deze zelf-verstotende lafheid groeide mettertijd en voedde de huidige verzwakte, zelfhatende woke-cultuur, waarin je in beleefd gezelschap nauwelijks nog naar de nazitijd kunt verwijzen, laat staan proberen mensen zich te laten openstellen voor de lessen ervan, zonder ervan te worden beschuldigd diep van binnen zelf een nazi te zijn.

De Duitsers vergaten dit niet omdat de informatie over de nazi-periode verborgen zou zijn gehouden. Integendeel, jonge Duitse schoolkinderen werden gedwongen bijna voortdurend boeken te lezen en documentaires te bekijken. Zij vergaten de centrale les omdat zij niet konden leven met het idee dat het gedrag waarover zij werden voorgelicht normaal was. Dus deden ze, net als iedereen, alsof de nazitijd volstrekt abnormaal was, geleid en gesteund door mensen die van nature kwaadaardiger waren dan anderen. 

Maar omdat bijna iedereen zwichtte voor de nazi-waanzin, creëerde deze leugen een probleem tussen de verschillende generaties. Binnen families vroegen jongeren aan hun grootouders hoe het toch kon dat zij het niet hadden gezien, hoe zij toch hadden kunnen gehoorzamen, hoe ze er toch aan mee hadden kunnen doen. Dit zijn de vragen van iemand die weigert de radicale en afschuwelijke waarheid te aanvaarden, dat zij hoogstwaarschijnlijk hetzelfde zouden hebben gedaan. Zij wilden niet op die manier over zichzelf denken, en hun ouders wilden die last ook niet op hen leggen, wat begrijpelijk is. Wie wil er nu niet dat zijn kinderen geloven dat ze voor altijd zo zuiver als goud zullen zijn?

Wat een jonge Duitser had moeten vragen, was: “Wat moeten we veranderen aan onze huidige maatschappij om te voorkomen dat ik ooit onder dezelfde druk kan komen te staan, waaraan ik erken dat ook ik zou bezwijken?” Deze vraag is zeer moeilijk en zeer onaangenaam. Het is ook eerder een reactie van mededogen  dan afwijzing van de grootouders. Het is veel gemakkelijker en eenvoudiger om de grootouders de schuld te geven, om hun kwaad in een hokje te stoppen en het te veroordelen, om de morele superioriteit te claimen, terwijl je de grootouders afdoet als niet echt menselijk maar als een soort monsters.

Wat is op lange termijn slechter voor de mensheid: de nazi-sympathisant, of de toeschouwer van de nazi-sympathisant die hem als een monster veroordeelt?

 

Het kwaad externaliseren

Buiten Duitsland was men de les al veel eerder vergeten. Een jonge Duitse die wil wegkijken van de vreselijke waarheid dat iedereen een nazi kan zijn, moet op zijn minst de prijs betalen voor haar lafheid om haar eigen familie als monsters te veroordelen. Een willekeurige jonge Fransman, Thai of Amerikaan hoeft een dergelijk offer niet te brengen. Voor hen is het nog veel gemakkelijker om het nazi-verschijnsel toe te schrijven aan iets wat hen vreemd is. 

Hoe meer de levende herinnering verdween, hoe meer boeken er verschenen over hoe uniek de Duitsers eeuwenlang waren geweest als het om Joden ging, of over hoe Hitler een eenmalig marketing genie was wiens lokroep te zeldzaam was om ooit nog tevoorschijn te komen, of over hoe de wreedheid van de nazitijd iets unieks westers was. De meest waardevolle les werd om zeer begrijpelijke redenen snel vergeten. Het is echt een verschrikkelijke gedachte.

Hetzelfde verlangen om weg te kijken van de vreselijke waarheid is vandaag de dag zichtbaar, zelfs onder de minderheid die de overgrote meerderheid van hun eigen buren en familie hysterisch heeft zien worden. Het verlangen om een nieuwe Hitler te vinden die men de schuld kan geven, in de vorm van Klaus Schwab of in de vorm van slim samenzwerend Chinees leiderschap. Het verlangen om een gebrek aan God in de samenleving, of een gebrek aan intelligentie, of de onverschilligheid van een generatie die verslaafd is aan sociale media, de schuld te geven van de op hol geslagen massa overal om ons heen. “Hadden ze mijn boek maar gelezen!” “Hadden ze hun tanden maar niet met fluoride gepoetst!” “Hadden ze hun geloof maar niet verloren!”

Elk persoonlijk verlangen wordt verwerkt in een verklaring voor de hedendaagse verschrikking, wat neerkomt op de fantasie dat “het kan worden opgelost als zij meer zoals ik worden”, of anders gezegd, “een slang is stiekem het paradijs binnengedrongen maar alles zal goed komen als wij zijn kop afhakken”.

Een van de basisboodschappen van ons boek, De Grote Covid Paniek, is dat dit niet waar is – en dat we geen lering kunnen trekken uit deze periode als we toegeven aan de zwakte om op die manier te denken. Er is geen slang waarvan we de kop kunnen afhakken. Er is geen andere snelle oplossing. Als we herhaling serieus willen voorkomen, moeten we onderkennen dat de krankzinnige massa die we voor onze ogen op hol zien slaan, uit normale mensen bestaat. In de toekomst zullen de mensen ook zo zijn en in soortgelijke omstandigheden als gekken op hol slaan. We moeten goed nadenken over hoe we dergelijke omstandigheden kunnen voorkomen, in plaats van over de eigenschappen van deze of gene leider of de oorspronkelijke gemoedstoestand van bevolkingsgroepen.

 

Vooruitgang begint met nuchter zelfbewustzijn

Wat is dan onze verklaring voor het feit dat sterke religieuze groeperingen en buitenissige persoonlijkheden in onze landen minder door de waanzin werden getroffen? Onze verklaring is dat degenen die het sterkst bestand waren tegen de waanzin vanaf het allereerste begin al enigszins waren losgekoppeld van de mainstream, en vaak niet eens een televisie- of sociale media-verbinding hadden met de mainstream-maatschappij. Omdat ze vanaf het begin buitenstaanders waren, werden ze niet meegesleurd in de waanzin van de mainstream.

Toch is dit geen recept voor de toekomst, want een samenleving van buitenstaanders is helemaal geen samenleving. Elke sociale groep heeft een kern kring van mensen die er echt bij horen. De sterke religieuze groepen die buiten de sociale hoofdstroom staan, zijn misschien ingeënt tegen de waanzin van de hoofdstroom, maar zij zijn evenzeer geneigd een golf van waanzin binnen hun eigen groep te volgen. 

Hetzelfde geldt voor iedere andere groep van “buitenbeentjes”. Binnen welke groep ze ook behoren – en alle mensen behoren tot groepen – worden mensen meegesleurd wanneer die groep gek wordt. De hoop ligt niet in een samenleving van buitenstaanders, maar in een samenleving met betere manieren om opkomende waanzin te herkennen en tegen te gaan, of in ieder geval sneller uit de waanzin te geraken als die onvermijdelijk de kop opsteekt.

Voor jonge Duitsers heeft de COVID-periode een bitterzoet zilveren randje. Het is, wederom. duidelijk geworden dat de nazi’s van de jaren dertig volstrekt normale mensen waren, en dat ieder ander in de wereld ook een nazi kan zijn. De Duitsers kunnen zich bevrijden van het geloof dat er iets abnormaal kwaadaardigs is aan Duits zijn. In ieder van ons schuilt een potentiële nazi. Zelfs dat moeten we behandelen met liefde en waarheid.

 

Meld je aan voor de nieuwsbrief