Bedankt voor dit bezoek. Viruswaarheid gaat door als Voorwaarheid!

Dossier Bremerhaven (deel 3)

Derde Rechtszitting Bremen: €15K als “Echte Pijn”

Door Djamila le Pair

Dit bericht maakt deel uit van het Dossier Bremerhaven waar ook nog in opgenomen zijn:
Dossier Bremerhaven deel 1
Dossier Bremerhaven deel 2

Voor de open deur naar de rechtszaal op de tweede verdieping van het Landgericht in Bremen, wachten Jeroen Pols en Jan Engel op hun advocaten. Het is dinsdag 28 november 2023, de ochtend van de derde rechtszitting in de strafzaak over vermeende belastingfraude.

Als advocaat Thomas Domanski arriveert, blijkt dat hij de openbare aanklager Jan-Paul Mosch sinds de vorige zitting nauwelijks heeft kunnen spreken. Mosch zou in vergaderingen zijn of nam niet op en het gezamenlijk vinden van een oplossing is dus niet gevorderd.

Vlak voor 09:30 uur arriveert ook advocaat Carlos Freidl. Hij blijkt de vorige dag toch nog een half uur telefonisch met Mosch overlegd te hebben en meldt dat de aanklager welwillend tegenover een oplossing staat. Concreter is er niets.

Op een paar bezoekers en de griffier na, is de rechtszaal leeg. Rechts achter de rechterlijke zetels is een open deur, waarachter de zetelbekleders nog, goedgemutst, in overleg blijken; er klinkt gelach. De zaal, waar ook de tweede zitting plaatsvond, is imponerend; zo zie je die in Nederland niet meer. De hoge wanden zijn tot circa tweeënhalve meter hoogte voorzien van bewerkte houten panelen waarin, om en om, wapenschilden en mythische figuren zijn uitgesneden. Daarboven zijn de muren bekleed met een stofachtige wandbedekking van het soort dat je in kastelen verwacht. Op de muur achter de rechters prijkt, op enorm formaat, het Bremer wapenschild op (of verweven in) de wandbekleding. Ertegenover en even groot, maar intimiderend, herinnert de Duitse zwarte adelaar aanwezigen eraan waar ze zijn, hoe nietig ze ogen, of wie ze behoren te dienen, wellicht.

Voorzitter Prange loopt in burgertenue de zaal binnen en verdwijnt, iedereen vriendelijk groetend, door de deur van de overlegkamer. Even later stapt, met stevige bergschoenen, ook aanklager Mosch de rechtszaal binnen. De zitting begint uiteindelijk om 09:53 uur. Rechter Prange biedt namens de drie beroeps- en twee burgerrechters zijn excuses aan voor de verlate aanvang. De vijf hebben zojuist wat voorwerk verricht, zo legt hij uit, en vraagt partijen of zij met elkaar gesproken hebben. Advocaat Freidl antwoordt dat er wel wat overleg is geweest, maar er niets overeengekomen is. Mosch meldt dat de aanklachten aangaande de omzets- en ondernemingsbelasting inderdaad van tafel mogen worden geveegd, maar dat de vorderingen op basis van inkomstenbelasting (Einkommensteuer) overeind blijven. Tenminste, dat was het standpunt van het Duitse Openbare Ministerie (Staatsanwalt, StA) de woensdag ervoor; sindsdien heeft Mosch niet inhoudelijk met zijn meerdere(n) kunnen overleggen.

Prange stelt voor dat beide partijen de komende twee uur benutten om tot een oplossing te komen waar beide zich redelijkerwijs in kunnen vinden. Hij geeft het woord aan Jeroen Pols. Een vlammend betoog volgt, waarin Pols zegt zich niet voor te kunnen stellen dat die inkomstenbelastingseis niet ook van tafel kan. Er is immers geen enkel misdrijf begaan. Wel is zijn leven, en dat van Engel, vier jaar lang geruïneerd. Hij benadrukt dat hij nooit akkoord zal gaan met een veroordeling – er is zoveel gebeurd dat totaal tegen de basisbeginselen van een rechtstaat ingaat. Het gaat hier niet om een belastingkwestie; dit is een als belastingfraude verpakte politieke zaak die vanuit Nederland is aangezwengeld. Mocht het StA ertoe besluiten toch tot strafvervolging over te gaan, dan kiest Pols voor de lange weg. Dan maar twee jaar lang doorvechten, maar dan zullen ook alle onderste stenen, met drek, boven worden gehaald.

Jan Engel zegt zich bij zijn zakenpartner aan te sluiten en benadrukt opnieuw dat onderbouwing voor de bewering dat het tweetal inkomstenbelasting schuldig zou zijn al even problematisch is als die van de van tafel geveegde omzets- en ondernemingsbelasting.

Net als in de twee voorgaande zittingen legt Pols ook nu weer uit dat de aanklacht van verschuldigde inkomstenbelasting gebaseerd is op het standpunt van de Staatsanwalt, dat elk van hun panden in Bremerhaven bezitten als afzonderlijke bedrijven tellen. Maar dat standpunt is onjuist. De gebouwen vormen het verhuurportfolio van één onderneming en er is daarom eenvoudig niets te ‘einkommensteueren’. “We hebben per jaar als eigenaars van de panden zo’n €170K-€180K aan huurinkomsten opgegeven, en dat komt overeen met de werkelijkheid. Waarom word ik strafrechtelijk vervolgd, terwijl ik gewoon betaald heb? We hadden de panden begin dit jaar voor een goede prijs kunnen verkopen. Maandenlang heeft het Staatsanwalt het verkoopproces getraineerd; nog altijd zijn de panden onverkoopbaar door de beslagen die erop gelegd zijn. De markt is inmiddels ingestort, de waarde van de huizen gehalveerd. En dan moet ik ook nog belasting betalen?! U weet niet hoeveel schade is aangericht. En om dat recht te zetten, zou ik nóg een paar jaar processen moeten voeren?!”

Rechter Prange geeft toe dat deze kwestie al (te) lang duurt. Hij wil beide partijen dan ook aansporen een snelle, pragmatische oplossing te vinden, “ingegeven door de waarheid”. Het gaat de rechters er niet om mild te oordelen, noch om een van de partijen te benadelen, aldus Prange. Het gaat erom af te wegen welke mogelijkheden er zijn om deze zaak tot een rechtstatelijk einde te brengen, binnen een redelijke termijn en met acceptabele (on)kosten. Hij lijkt zich enigszins ongemakkelijk te voelen als hij concludeert dat Mosch wat betreft de inkomstenbelasting nog altijd een punt denkt te hebben, terwijl Pols en Engel dat tegenspreken. “Ik stel voor dat we twee uur schorsen en dat u beiden die tijd benut om een aanbod op te stellen. De andere optie is tot het bittere einde doorstrijden tot er een veroordeling of andere uitkomst volgt, maar dat zal mensen schaden.”

Freidl lijkt onzeker over een vruchtbare uitkomst van het voorstel van de rechter. Er is immers tot nog toe weinig voortgang te bespeuren vanuit het StA. De dag ervoor informeerde Mosch hem dat het StA nog altijd eist dat de Nederlanders een aanzienlijke waarborgsom ophoesten. Hij legt de rechters opnieuw argumenten voor die de rechtmatigheid van de inkomstenbelastingsvordering tegenspreken.

Prange zegt Freidl begrepen te hebben en richt zich tot Mosch. “Het kan toch niet zo zijn, dat een belastingkwestie wordt gebruikt om een strafzaak op te tuigen? Blijft de Staatsanwalt bij die insteek, dan zal de zaak jaren gaan duren en erg veel geld kosten. Ook Herr Mosch zal zich moeten inzetten om een brug te bouwen.” Mosch knikt. De rechter herhaalt dat hij een serieus aanbod wil zien. Politiek beladen of niet, nu hebben partijen de kans eruit te komen. Hij stelt voor om tot 12:15 uur te schorsen, zodat er aan de voorstellen gewerkt kan worden. Zelf zal hij in de tussentijd zijn tandarts bezoeken, vanwege een die ochtend verloren implantaat.
Domanski wil vóór het schorsen graag weten waarop Mosch als openbare aanklager eigenlijk uit is: gaat het hem om geld, het innen van de vorderingen, of om een veroordeling – wat is het doel? Mosch zegt niet per se uit te zijn op een veroordeling, maar kan daar zelf geen beslissing over nemen.

Terwijl Mosch tijdens de schorsing met zijn collega’s overlegt, proberen Engel, Pols en hun advocaten, in de wat minder rijk gedecoreerde kantine op de begane grond, tot een werkbaar voorstel te komen. De advocaten willen weten wat de Nederlanders wel als waarborgsom zouden kunnen betalen. Ook wordt bekeken hoe een eventuele garantstelling het beslag op de huizen zou kunnen opheffen, want zolang die beslagen gelden, blijven de huizen onverkoopbaar.

Engel zegt moeite te hebben met het verzoek een grote som geld garant te stellen tot de zaak helemaal uitgeplozen is. Zelfs al zouden ze het geld hebben. Heeft de Duitse staat niet al, tijdens de invallen en via beslaglegging op rekeningen, zo’n €300K aan kapitaal van de zakenpartners ‘veiliggesteld’? Dit gegeven lijkt Domanski ontgaan te zijn. Hij vraagt door, wil weten hoeveel geld er in beslag is genomen, wanneer precies en maakt aantekeningen. Aan zijn gezicht te zien, dringt de buitensporigheid van de eisen nu pas echt tot hem door en hij bevestigt dat de inbeslaggenomen gelden inderdaad als zekerheidsstelling kunnen worden gezien. Toch stelt hij voor dat Engel als bedrijfsvoerder €10.000 en Pols €5.000 betalen, als voorwaarde voor een sepot. “Zodat het een serieus aanbod lijkt, omdat het echt pijn doet.”

Bij hervatting van de zitting blijkt dat Mosch zijn baas niet heeft kunnen spreken. Die bleek (twee uur lang?) in een sollicitatiegesprek te zitten. Wel heeft de openbare aanklager met een collega overlegd, maar kan op basis daarvan geen definitieve toezeggingen doen. Beseffend dat dit een nogal schrale uitvoering van de opdracht is, voegt hij toe dat hij zich voor kan stellen dat er van het aansturen op een veroordeling af kan worden gezien. Vooral benieuwd is Mosch naar wat de andere partij voorstelt.

Freidl komt met het in de kantine geformuleerde aanbod: dat de door de StA geconfisqueerde €300K als zekerheidstelling wordt aangemerkt. Dat bedrag heeft de Staatsanwalt sowieso al in beheer. Daarnaast zullen de Nederlanders, bij wijze van seponeringsvoorwaarde, €15K beschikbaar stellen. Wel wil Freidl graag weten hoe het financieel zit met door het StA geconfisqueerde geld. Hoe wordt het beslag op de huizen opgelost, want zolang de panden onverkoopbaar zijn, zit het geld van Pols en Engel muurvast in baksteen. Zolang daar geen verandering in komt, kan de belastingdienst de panden dus als bij het StA gewaarborgd kapitaal beschouwen en is er niets te vorderen.

Prange vraagt Mosch dit voorstel intern te bespreken en stelt voor de aangeboden €15K aan een goed doel te besteden, bijvoorbeeld aan een basisschool. Mosch zegt niet goed te weten hoe dit voorstel binnen zes maanden uit te werken. Beter zou het zijn de zaak als totaalpakket, de aanklachten van het StA en de belastingdienst tezamen, op te lossen, oppert hij. Aan de andere kant van de zaal heerst lichte verbijstering. Een algehele oplossing is wat Pols en Engel al jaren wensen. Ook Prange lijkt (blij) verrast en spoort Mosch aan om tot een “fantasievolle en heldere uitwerking” van zijn voorstel te komen.
Domanski, waarschijnlijk de onverwachte plotwending nog niet helemaal vertrouwend, raadt de aanklager aan vooral met de belastingdienst af te stemmen, omdat die anders belastingrechtelijk de zaak zullen voortzetten. Dat blijkt Mosch al gedaan te hebben en meldt dat de belastingdienst heeft toegezegd tot een gezamenlijke som te komen. Prange complimenteert Mosch met zijn totaalpakketvoorstel: “Het idee is goed. Er moet een besluit komen waarin staat waaraan partijen gehouden moeten worden. Het beëindigen van deze strafvervolging moet het doel zijn.”

Gevraagd hoe hij een en ander denkt aan te pakken, antwoordt Mosch dat hij de hele zaak het liefst binnen twee jaar wil afsluiten, mits het genoemde bedrag (€300K) inderdaad overeenkomt met het door het StA in beslag genomen bezit. Domanski benadrukt dat een eventuele zekerheid uit de inbeslaggenomen gelden betaald moet worden. Prange beaamt dit: “zodat die beiden [Pols en Engel] overleven kunnen.” Hij stelt voor over twee weken een laatste zitting te plannen. Die hoeft maar een half uur te duren. Agenda’s worden getrokken en de keuze valt op 18 december, om 08:30 uur.

Prange is duidelijk opgetogen. Het ziet ernaar uit dat deze lastige zaak nog vlak voor zijn pensionering zal worden opgelost. Hij spreekt in ieder geval zijn vertrouwen uit dat “we met dit redelijke voorstel eruit zullen komen.” Mosch knikt.

De rechter laat Pols en Engel weten dat hij hun verhaal goed bekeken heeft en hun ergernissen kan begrijpen. Welwillend is hij ook naar Mosch: met hem als persoon heeft dit alles niets te maken, Mosch is niet verantwoordelijk voor hoe deze zaak gelopen is. Hij moedigt de openbare aanklager dan ook aan “gerust het initiatief te nemen om met de andere partij in contact te treden.” Maar de voorzitter lijkt Mosch ook een verkapte waarschuwing tegen verder traineren mee te geven; met de woorden “Rechters hebben hun bedenkingen bij deze zaak onderling besproken,” sluit hij om 12:45 uur de zitting.

Voor meer informatie over de eerste zitting, op 3 november 2023 in Bremen, zie: Dossier Bremerhaven deel 1.

Het verslag van de tweede rechtszitting in Bremen, op 17 november 2023, vindt u hier:  Dossier Bremerhaven deel 2.

 

Meld je aan voor de nieuwsbrief