Bedankt voor dit bezoek. Viruswaarheid gaat door als Voorwaarheid!

Getuige in de Rechtbank(et)

Dossier Bremen

Door Djamila le Pair

Dit bericht maakt deel uit van het Dossier Bremerhaven waar ook nog in opgenomen zijn:
Dossier Bremerhaven deel 1
Dossier Bremerhaven deel 2
Dossier Bremerhaven deel 3

Als in een Dickensroman ontwaakt op maandag 17 december 2023 de kerstmarkt op de oude Bremer Marktplatz. Met hun kleurrijke waar en fonkelende kerstverlichting jagen vroeg gerezen kerststalhouders de miezerende ochtendschemer het plein af. Een paar straten verder donkert het nog rond het Bremer Landgericht, waar alleen de ingang is verlicht.

In de hal van de monumentale rechtbank wachten Jan Engel, Jeroen Pols, de openbare aanklager Mosch, de getuigende belastingrechercheur Alex Strauß en advocaat Domanski op instructies. Freidl, de tweede advocaat voor de verdediging, is nog onderweg. In plaats van naar binnen te lopen, komen de griffier en drie van de vijf rechters het gebouw uit. “Het plan is gewijzigd,” licht Engel toe, “we gaan naar een bakkerij.”

Deze vierde en laatste zitting in het strafrechtelijke ‘belastingfraudeproces’ was bedoeld als afrondende formaliteit en zou maximaal een half uur duren, schatte rechter Prange aan het einde van de vorige zitting. Hij plande het vóór de eigenlijke opening van de rechtbank in, zodat het de overige, al maanden eerder geplande rechtszittingen, niet in de weg zou zitten.

Kort vóór de zitting gaf het Duitse OM echter aan toch alsnog een getuige te willen horen. Een half uur zou niet langer toereikend zijn. Bovendien blijkt op de dag zelf Frau Bäumer, een van de lekenrechters, zich lichtelijk onwel te voelen. Prange, die zich inmiddels ook uit het gerechtsgebouw losmaakt, heeft al vroeg in de ochtend een oplossing gevonden: de zitting wordt verplaatst naar een bakkerij in Noord-Bremen, vlak bij Frau Bäumer. Zo heeft ze geen lange weg door de kou te gaan.

Er wordt naar de reeds wachtende taxi’s gezwaaid, allen prenten zich het bestemmingsadres in en zo snel als de gerechtshal zich vulde, stroomt hij ook weer leeg.

Alleen advocaat Freidl is er nog steeds niet en neemt ook zijn telefoon niet op (want die is onvindbaar, zoals later blijkt). Door een wonderlijk toeval komt ook dat goed: hij wordt onderweg door collega Domanski opgemerkt en klemgereden en vervolgens naar de gewijzigde bestemming geloodst.

In de bakkerij, door een laag muurtje van de rest van het café afgescheiden, worden tafeltjes aaneengeschoven en rond 09:00 uur, een half uur later dan gepland, zitten de drie rechters (inmiddels in toga, met hun rug naar de muur) tegenover de verdachten, advocaten en de aanklager (de laatste twee eveneens in toga). De getuigende belastingrechercheur, aanvankelijk aan een tafel midden in de bakkerij gezeten, wordt uitgenodigd aan de lange tafel plaats te nemen en belandt op een stoel op de hoek tussen de aan het hoofd gezeten griffier en de openbare aanklager, schuin tegenover rechter Prange. Frau Bäumer, als laatste aanwezig en dik aangekleed, voorzien van een mondkapje, zet zich aan een tafeltje schuin achter de getuige.

Microfoons zijn er niet, de aanwezigen dempen hun stem en de verkoop van cappuccino’s, Duitse broden en zoetigheden gaat gewoon door. Voor wie niet aan de lange tafel zit, waaronder ook een handjevol medewerkers van het Duitse OM die buiten het afgescheiden gedeelte moet plaatsnemen, is de zitting moeilijk te volgen.

Na een paar minuten van gemoedelijke ‘smalltalk’, heet Prange iedereen welkom en vertelt de getuige wat hij min of meer tijdens deze zitting kan verwachten. Hij bedankt Frau Bäumer dat ze ondanks haar verkoudheid toch aanwezig is en gaat over tot de formaliteiten. De personalia van de getuige worden gecheckt, mondkapjes worden aangeboden (waarvoor iedereen vriendelijk bedankt) en het verhoor van de getuige begint.

Prange wil allereerst van belastingrechercheur Strauß weten hoe de zaak begonnen is. Strauß zegt in 2017 “controlemateriaal”, bestaande uit een huurovereenkomst, in handen te hebben gekregen. Vervolgens heeft hij het OM ingeschakeld.

Gevraagd naar wanneer hij zijn onderzoek precies heeft afgerond, antwoordt Strauß dat niet precies te weten, want, naar aanleiding van de verklaring van de politieman dat altijd alles voluit verhuurd was en van zijn twee eigen observaties is hij de belastingopgaven van Pols en Engel over meerdere jaren gaan controleren, terugwerkend naar 2012.

Of er, voorafgaande aan de start van het onderzoek, een boekenonderzoek is gedaan, vervolgt de rechter. Dat weet Strauß niet. Zelf was hij in beslag genomen door het recherchewerk.

Vervolgens is de beurt aan advocaat Domanski, die heel specifiek wil weten wat de oorspronkelijke aanleiding was om überhaupt een onderzoek en daarna vervolging in te stellen. Strauß herhaalt dat dat de informatie was die naar boven kwam tijdens een controle (“Kontrollmaterial”) van de politie van Bremerhaven, die hem toegestuurd werd.

Openbare aanklager Mosch vraagt de getuige hoe vaak de belastingrecherche de gebouwen van Pols en Engel bezocht heeft. Strauß zegt dat niet precies te weten. Hijzelf heeft, als hij het zich goed herinnert, de panden tweemaal bezocht, een collega in ieder geval eenmaal. Hij voegt toe dat die collega toen “relatief goed heeft kunnen vaststellen dat het gebruik (het aantal verhuurde eenheden) hoog was” – 75%–80%, moet de collega gezegd hebben. De bezoeken vonden ’s avonds plaats, vult Strauß desgevraagd aan.

Mosch vraagt hoe de vermeende schade [belastingschuld, red.] grofweg is berekend. Werden er ter plekke documenten gevonden die de basis vormden voor de aanklachten betreffende de jaren 2012-2019? Strauß moet even nadenken. Ja, zijn collega’s, zo meent Strauß zich te herinneren, hebben in de woning van “aangeklaagde Engel” boekhouddocumenten met betrekking tot de jaren 2018-2019 gedeeltelijk gecontroleerd. Een grote zucht ontsnapt Strauß voordat hij verder gaat: “En daar ter plekke hebben die collega’s mij al bericht dat hij…,” Strauß kucht en graaft in het verleden: “Wat hebben ze nou ook alweer gezegd…o ja, namelijk…, ja precies, dat wat ze gevonden hadden gedeeltelijk in het zwartboek voorkwam.” Vervolgens werden ook onregelmatigheden over het jaar 2017 vastgesteld, “Dat moet in de woning van Frau Schmitz [in Duitsland wonende zakenpartner van Engel en Pols, red.] geweest zijn,” vervolgt Strauß. In het kader van het onderzoek ‘elektronische bewijsmiddelen’ heeft hij verder geconstateerd dat het bij de belastingdienst ingeleverde bewijsmateriaal, de berekeningen voor het jaar 2015, verschilde met dat wat de aangeklaagden zelf opgegeven hadden.” Concreet zou het om het pand op nummer 6 gaan, waarvan de huurinkomsten – volgens de aangetroffen, door Pols opgestelde, prognoseberekeningen – €14K of €15K per maand hadden moeten zijn, aldus Strauß. En er was nog een andere berekening die hem toegestuurd werd.

Prange vraagt of de controle voor de overige jaren een afwijking in dezelfde orde van grootte liet zien, “een vijfcijferig nummer?” Strauß antwoordt bevestigend: voor de tweede berekening geldt dat de aangeklaagden ongeveer €8K–€9k aan huur ontvingen, terwijl dat wat de belastingdienst aantrof rendementsberekeningen van €12K–€15K waren.
“Dus een verschil van ongeveer €5K?”, vraagt Mosch.

“Een verschil van circa 30% tussen dat wat betaald is en wat betaald had moeten worden volgens onze berekeningen,” corrigeert Strauß. Voor het jaar 2019 was er sprake van meerdere gegevens, voegt hij toe. ”Bijvoorbeeld, ik weet het niet precies, maar daar was een opgave die een bedrag X aangaf en een tweede opgave die hoger was. In het kasboek stond alleen het lagere bedrag vermeld.”

Opnieuw vraagt Mosch hoe de totale schade berekend is. Was dat op basis van documenten, extrapolatie, of iets anders? Strauß zucht opnieuw. Voor wat betreft de periode oktober 2018–oktober 2019 berust de berekening op verschillende zaken, zoals de daadwerkelijk gemaakte inkomsten op verschillende dagen en het leggen van verbanden met vergelijkbare periodes. Op basis daarvan kon hij de ontbrekende gegevens voor de jaren 2018 en 2019 extrapoleren. Strauß weet het niet meer precies en zou het nog even na moeten gaan, maar op basis van dat alles kon hij berekenen dat er voor alle jaren sprake was van een “consistente” afwijking tussen wat daadwerkelijk opgegeven was en opgegeven had moeten worden. De variatie was ergens tussen 25%–50%. Voor de jaren 2018 en 2019 lag die bij ongeveer 35%. Als hij het precies moet zeggen, moet hij de stukken nog even nakijken. “Ik heb de getallen niet uit de lucht geplukt, maar ik ben van een afwijking van 35% uitgegaan en op basis van de cijfers van de beklaagden heb ik geëxtrapoleerd.”

De rechter controleert of hij het goed begrepen heeft: “Dus over 2012–2013 beschikte u niet over eigen cijfers, maar over afgeleide berekeningen met betrekking tot de periode waarvoor u de afwijking geconstateerd had?” “Van 2012–2016, ja precies,” corrigeert Strauß.

Mosch vraagt of de getuige zich kan herinneren of er inhoudelijke gesprekken hebben plaatsgevonden tussen de belastingdienst, de twee Nederlanders en/of hun belastingadviseurs en waarover die gesprekken gingen. En of daar afspraken zijn gemaakt met betrekking tot de BTW-plicht. Strauß antwoordt dat hij er niet veel over kan zeggen, omdat hij er niet bij was.

Wel heeft hij van getuige Andreas Klingenberg [een ambtenaar van de belastingdienst Bremerhaven – red.] vernomen “dat deze de aangeklaagden had meegedeeld dat het daar…,” hier onderbreekt Strauß zichzelf en haast zich te zeggen dat hij dat alleen uit de inhoud van de akten heeft opgemaakt en niet zelf heeft ervaren. In 2016 moet er een gesprek hebben plaatsgevonden tussen Feda UG en getuige Klingenberg, vervolgt hij. “Uit dat verhoor is vervolgens…” Strauß onderbreekt zichzelf: “Heeft dat ook betrekking op uw vraag: het verhoor, de verklaringen?”

“Ja,” bevestigt Mosch. Of Strauß zich nog wat herinneren kan van het verhoor van getuige Klingenberg. Strauß zegt alleen te weten wat er in het verhoor door Klingenberg is gezegd. Uit het verhoor heeft hij opgemaakt dat Klingenberg het als zijn rol zag, na te gaan of de Nederlanders een echt bedrijf runde, om uit te sluiten dat er sprake was van een postbusfirma. In het kader van dat gesprek is Klingenberg later door de belastingrecherche gevraagd wat er toen besproken is, vervolgt Strauß. Ook werd Klingenberg gevraagd of hij met de beklaagden over omzetbelastingplichtige bijverdiensten en over de omzetbelasting met betrekking tot de verhuur van woningen gesproken heeft. En verder hoe de bespreking verlopen was en wie daarbij precies bij aanwezig waren. “Klingenberg heeft verklaard – zoals hij het zich herinnerde en dat is dan weer mijn herinnering van het verslag van het verhoor – dat er over BTW is gesproken, maar dat er geen concrete afspraken zijn gemaakt. In ieder geval geen bindende”, voegt Strauß haastig toe.

Van deze verklaring hoort de voorzitter op. [Eerder is namelijk ontkend dat de belastingrecherche hierover contact had gehad met Engel en Pols – red.] “Dus die omzetbelasting was toen al wel gespreksonderwerp?” vraagt Prange. Zichzelf tegensprekend, zegt Strauß dat niet te kunnen bevestigen. “De heer Klingenberg had zich daartoe…” Strauß slaakt een diepe zucht en zegt even in zijn herinnering te moeten graven om te weten wat Klingenberg ook alweer had gezegd. Vriendelijk herhaalt de rechter zijn vraag: “Maar ik bedoel, de omzetbelasting was toen al gespreksonderwerp?” Strauß bevestigt dat het onderwerp omzetbelasting inderdaad besproken is, maar alleen met betrekking tot de inspectie: of op het adres zich daadwerkelijk een actieve onderneming bevindt, in het kader van het verstrekken van een belasting- en omzetbelastingnummer. Het was, voor zover Strauß het zich herinneren kan, niet het doel van Klingenberg om te beoordelen of de activiteiten BTW-plichtig waren.

Aan het andere uiteinde van de tafel smoest Jan Engel met zijn advocaat en spoort hem aan een vraag te stellen. Freidl ziet er kennelijk geen heil in en mompelt “Na, das ist egal.” “Nee,” zegt Engel stellig. “Wel,” zegt Freidl, waarop de rechter vraagt of er nog vragen zijn. “Nee, ik heb nu geen verdere vragen,” antwoordt Freidl. De tafel grinnikt.

Prange bedankt getuige Strauß hartelijk en vraagt rond of het hoofdonderdeel van de zitting nu geschorst kan worden. Allen beamen, waarna Prange Frau Bäumer uitvoerig bedankt voor haar komst en haar van haar plicht ontlast: ze mag weer terug naar huis. Een van de rechters trekt haar toga uit. De advocaten ontvangen een stapel papieren die vervolgens door Pols en Engel ondertekend worden. Het gaat om het ‘goede doel’ bedrag van respectievelijk €10K en €5K, dat Engel en Pols over vijf verschillende, door Prange geselecteerde, scholen moeten verdelen. De grote lijnen van het vonnis worden geschetst, betaaltermijnen besproken en iedereen lijkt tevreden met de afloop van de zitting. Prange sluit af en zegt dat het schriftelijke vonnis zal volgen. “Dat is het dan, alles lijkt iedereen duidelijk, dan praten we niet verder.” Hij sluit de zitting en seponeert de zaak “in den räumlichkeiten der Bäckerei Rolf.”

Toelichting

Tijdens het verhoor stelde Strauß dat er een dubbele boekhouding zou zijn gevonden en dat het ene kasboek aanzienlijk hogere inkomsten liet zien dan de andere, tot wel 35% hoger. Al met al zou het gaan om een verschil van €5K-€15K. Na de zitting legt Pols uit dat Strauß wel degelijk wist dat de kasboeken van hun verhuurbedrijf FTA waren, die juist weer niet in de zaak betrokken is. Bovendien betroffen deze berekeningen geen genoten inkomsten of gemaakte kosten, maar waren deze prognoses. Al bij de aanschaf van de panden was het de bedoeling ze op te knappen en na een paar jaar met winst te verkopen. De door Strauß genoemde ‘kasboeken’ waren worst-case-/best-case-berekeningen voor de te verwachten inkomsten bij al dan niet optimale bezetting. Deze had Pols gemaakt voor eventuele geïnteresseerde kopers en voordat er beslag op de panden werd gelegd.

Strauß spreekt verder in het verhoor van bijverdiensten die Pols en Engel in Bremerhaven, via hun verhuurbedrijf, zouden hebben geleverd. Het leveren van bijverdiensten, waarmee bijvoorbeeld het verkopen van versnaperingen of sanitaire middelen wordt bedoeld, is iets waarvan het tweetal zegt van meet af aan bewust te zijn weggebleven, op advies van financiële en belastingexperts bekend met het Duitse midden- en kleinbedrijf. Huurders waren, al vanaf de aanschaf van de panden, zelf verantwoordelijk voor dit soort bijkomende zaken.

Nu de rechter bevonden heeft dat er geen sprake is van een strafrechtelijk misdrijf, verandert de verjaringstermijn naar vier jaar. Zelfs al zou er sprake zijn geweest van uitstaande schulden, dan zouden die nu vervallen, ook voor het laatste door het OM opgevoerde jaar 2019.

Theoretisch zijn Engel en Pols de Duitse staat geen cent verschuldigd; toch stelde de rechter voor dat zij tezamen €15K aan vijf scholen zouden betalen als geste van goede wil om steun te krijgen van het openbaar ministerie voor seponering van de zaak. Dit om te voorkomen dat nog jarenlang geprocedeerd moet worden. Met de belastingdienst moet nu overlegd worden of er nog belastingbetalingen verschuldigd zijn, de strafrechtelijke beslagen worden opgeheven.

Nabeschouwing

Rechters als voorzitter Prange, zijn er weinig. De verantwoordelijkheid die hij leek te voelen om deze ingewikkelde zaak vóór zijn pensioen tot een goed einde te brengen, gepaard gaande met een natuurlijke en hoffelijke jovialiteit en vastbesloten gezichtsverlies voor alle partijen dan te voorkomen, maakte dat deze politiek beladen en hoog complexe zaak plezierig en luchtig verliep, terwijl er tijdens elke zitting bijna en passant enorme schreden vooruitgang werden geboekt.

Dat de zaak inderdaad politiek beladen is, werd eind december bevestigd door reacties op het verzoek tot inzage Wet Politiegegevens dat Jan Engel indiende. Jeroen Pols beschrijft op Twitter hoe Nederland in 2013, 2015 en 2022 probeerde om het tweetal in Duitsland vast te laten zetten op basis van vermeende of verzonnen fraude, witwassen, (mensenhandel) en contraterrorisme:

https://x.com/JeroenPols/status/1742901569648005449?s=20

https://x.com/JeroenPols/status/1742928345405575525?s=20

Meld je aan voor de nieuwsbrief