Door Djamila le Pair
“Nee, ik zei ‘leugenaar’,” corrigeert Pols rechercheur A.M. van de Kriminalpolizei, afdeling ‘Rotlicht’ (rosse buurt). “Ein ’Lügner’, want u liegt en bent al tien jaar bezig ons kapot te maken.”
Het is donderdag 15 februari in een grijs Bremerhaven. In het Amtsgericht, een Pruisisch, in 1916 en uit donkerroodbruine bakstenen opgetrokken gebouw ontworpen door toenmalig staatsarchitect Trautwein, gaat op de eerste verdieping de deur van gerechtskamer 142 open. Rechter Eckhoff, een jong ogende vrouw met lange blonde haren, de ‘Staatsanwalt’ (officier van justitie, hierna OvJ), en een griffier en bode die zusjes zouden kunnen zijn, gaan iets na 13:30 uur naar binnen. Pols, zijn zakenpartners Jan Engel en Erzsebet Schmitz mogen even later binnentreden. Over de aanwezigheid van een Nederlandse verslaggeefster is de rechter zichtbaar misnoegd.
Het speelveld
De ‘zaal’ heeft veel weg van een klein klaslokaal waarin een schoolbord achter de rechter schreeuwend ontbreekt. Aan elkaar geschoven tafels vormen een slordig vierkant, met de griffier en de rechter tegen de achterwand, de OvJ met zijn rug naar de hoge ramen en tegenover hem Jeroen Pols. De lege tafel pal tegenover de rechter, zo blijkt later, is voor de getuigen bedoeld, waarachter vijf stoelen voor bezoekers en een voor verslaglegging onhandig gepositioneerde tafel staan.
Aanleiding
De strafzitting is ingezet door rechercheur A.M., die zich beledigd voelt omdat Pols hem met een ‘mestkever’ vergeleken zou hebben. Die belediging kwam echter niet van de verdachte zelf, maar indirect via Frau H-M, een medewerkster van de afdeling prostitutievergunningen van het Ordnungsamt Bremerhaven, nadat zij Pols telefonisch gesproken had. Pols ontkent die vergelijking gemaakt te hebben en om verheldering in de zaak te brengen zijn zowel de rechercheur als Frau H-M als getuigen opgeroepen.
Verweer
Pols voert zijn eigen verdediging. Rechter Eckhoff controleert zijn persoonsgegevens, struikelt over de naam ‘Jeroen’ en corrigeert zijn geboorteplaats. Gevraagd naar zijn beroep antwoordt Pols: “Menschenrechtsaktivist”.
De aanklacht wordt samengevat door de OvJ, waarna Pols gevraagd wordt te reageren. Wil de rechter een korte reactie, of kan hij direct met zijn verdediging van wal kan steken, wil Pols weten. Terwijl Eckhoff twijfelt over het antwoord, neemt Pols het voortouw en vraagt een korte video te mogen laten zien, om de context van de zaak te verduidelijken. Het drietal schaart zich om zijn laptop, die Pols op de tafel van de rechter heeft gelegd.
Op het scherm is een donkere straat te zien, waar een schijnbaar niet aflatende stroom politieauto’s en -busjes binnenrijdt. “Alles stond vol,” licht Pols toe, “de straat, parkeerplaatsen, parkeerterreinen… Honderden politieagenten waren ingezet. Ze gooiden collega’s op de grond en hielden machinegeweren op hen gericht.” Het gaat om de politie-inval van november 2019, waarvoor Pols rechercheur M. verantwoordelijk acht en waarbij eigendomsobjecten en het interieur van de panden bewust beschadigd werden en alle juridische dossiers, met name die over Fort Oranje, geconfisqueerd. “De centrale vraag is op basis waarvan de inval werd gedaan,” zegt Pols en hij vraagt de rechter of ze nu kan begrijpen dat hij na dit voorval weinig begrip meer heeft voor de betrokken agenten. “De beledigde rechercheur M. speelt een centrale rol in de zogenaamde strafvervolging voor verzonnen belastingfraude, die al tien jaar duurt.”
Mestkever
De drie juristen nemen hun plaats weer in en Pols begint zijn verweer: Waar is het bewijs dat hij de rechercheur ‘mestkever’ genoemd heeft? En als hij A.M. al beledigd zou hebben, gaat dat dan nog op als die belediging indirect, via Frau H-M geuit is? Geldt ‘mestkever’ als belediging? Is een mestkever niet een edel dier, dat de uitwerpselen van andere soorten opruimt en dus een groot reinigend vermogen heeft? Pols heeft de rechercheur echter geen ‘mestkever’ genoemd, maar ‘leugenaar’, want dat is de feitelijk juiste benaming. A.M. liegt namelijk over de werkelijke redenen dat Engel en hij al jarenlang van overheidswege worden dwarsgezeten en vervolgd, aldus Pols.
Jurisdictie
Als enige in de rosse straat voldoen de panden van de twee Nederlanders aan alle voorschriften, aldus Pols. Bij twee andere veel-pandenbezitters met vergelijkbaar businessmodel vond de politie meerdere malen drugs en andere ‘onregelmatigheden’, maar die eigenaren hebben van de politie geen last en worden niet vervolgd. Een van hen is een vriend of kennis van de rechercheur. De ander, Herr S., gaf iemand de opdracht Pols om te brengen. De poging mislukte en de huurmoordenaar werd opgepakt, maar de opdrachtgever is nooit bestraft en werd nota bene als getuige voorgedragen in de tegen Pols en Engel aangezwengelde belastingfraudezaak. “Het gaat hier niet om een beledigingszaak; deze zaak is onderdeel van een groter geheel en is bedoeld als instrument om ons te ruïneren”, concludeert Pols. Eckhoff en de OvJ reageren nauwelijks. Pols gooit het over een andere boeg: onder welke jurisdictie valt zijn vermeende vergrijp eigenlijk, onder die van Duitsland of Nederland? Hij belde Frau H-M immers vanuit Nederland, dus zou het eigenlijk een Nederlandse strafzaak moeten zijn. Ook hierop hebben rechter Eckhoff en de OvJ niet direct een antwoord en de eerste getuige, Frau H-M, wordt opgeroepen.
Getuige 1: Frau H-M, Ordnungsamt
Gevraagd naar toelichting op de door haar aan A.M. doorgegeven mestkeverbelediging, vertelt de getuige wat warrig dat er bij het Ordnungsamt onduidelijkheid zou hebben bestaan over het eigendom en beheer van de verschillende panden. Pols zou haar gevraagd hebben of zij met rechercheur M. om de tafel zat of had gezeten. Frau H-M kan zich niet meer herinneren wat er verder gezegd is, zelfs niet of zijzelf door Pols beledigd is, noch weet ze hoelang het telefoongesprek duurde. Eckhoff vraagt hoe het gesprek bij de rechercheur kwam. Ook dat kan Frau H-M zich niet herinneren. “Komischerweise,” aldus de getuige, is de belediging door Pols en de vraag of ze met de politie om de tafel zat wel blijven hangen. Wel herinnert ze zich dat de aanleiding voor het gesprek het niet toekennen van een of meerdere vergunningen was en dat ze had geprobeerd Pols uit te leggen waarom die waren afgewezen. Desgevraagd bevestigt Frau H-M dat er ook schriftelijk gecommuniceerd is, waarop de rechter een stuk uit haar schriftelijke getuigenis voorleest.
Haperende herinnering
Waarschijnlijk in het kader van het jurisdictie-dilemma, vraagt de OvJ Frau H-M of zij nog weet of het gesprek via een mobiele telefoon ging of via een vaste verbinding. Frau H-M antwoordt dat het via een mobiele telefoon moet zijn geweest.
Op de vragen van Pols of Frau H-M zich nog kan herinneren wat de context van hun telefoongesprek was, waarom hij haar had gevraagd of ze met de politie om de tafel zat en of ze er op uit waren hem en Engel kapot te maken, blijft Frau M-H blijft hem het antwoord schuldig. Ze beaamt dat de relatie tussen haar, als representante van het Ordnungsamt, en de twee Nederlanders aanvankelijk goed geweest was. Maar ze kan zich niet herinneren wat er in november 2019 voorviel, waarom haar collega daarna ontslag nam, noch dat ze daarover met Frau Schmitz had gesproken. De OvJ en Frau H-M maken bezwaar tegen de gestelde vragen. Pols wijst erop dat Frau H-M een goede herinnering heeft aan mestkevers en rondetafelgesprekken, maar niet aan gewelddadige invallen en vertrouwelijk gevoerde gesprekken. Hij herinnert Frau H-M eraan dat ze onder ede staat. De getuige zegt zich daarvan bewust te zijn. Tot slot vraagt Pols naar het bewijs voor de belediging: heeft ze het gesprek met hem opgenomen en kan ze de het gebruik van het woord ‘mestkever’ bewijzen? Frau H-M ontkent bewijs te hebben. De rechter beëindigt het verhoor en Frau H-M verlaat de kamer.
Getuige 2: Rechercheur M, Kriminalpolizei, afdeling ‘Rotlicht’
De tweede getuige, rechercheur A.M, wringt zich moeizaam uit zijn jas, als de rechter hem op zijn waarheidsplicht wijst en hem vraagt wat hij weet over 11 november 2023. A.M. hoest en zegt door Pols beledigd te zijn door het gebruik van het woord ‘mestkever’ en door het verwijt dat hij eropuit zou zijn Engel en Pols “fertig zu machen”. Voor de vier toeschouwers, ook al zitten die vlak achter hem, is de zachtsprekende rechercheur moeilijk te verstaan. Eckhoff vraagt hoe zijn relatie met Pols was vóór het telefoongesprek met Frau H-M. Die blijkt niet goed te zijn geweest en Pols heeft hem al eerder beledigd. De Nederlander moest toen een hoge boete betalen vanwege de vergelijking met een “Arschloch”.
‘Andere Seite’
Eckhoff wil weten wat Frau H-M de getuige, behalve de belediging, verder verteld heeft over het telefoongesprek. A.M antwoordt dat Pols ergens ontevreden over was geweest. Hij kan zich niet herinneren of Frau H-M hem verteld heeft wat de aanleiding was voor het telefoongesprek, noch hoe lang het duurde. Als antwoord op de vraag waarom Pols tot zijn uitingen gekomen zou kunnen zijn, antwoordt de rechercheur dat Pols en hij “verschillende rechtsopvattingen” hebben, aan een andere kant staan. Lacherig noemt hij “Frau Schmitz”, de Hongaarse zakenpartner van Engel en Pols, die schuin achter hem zit, en refereert naar een voorval (onverstaanbaar) met Jan Engel, maar zegt niet te weten of de onvrede daarmee te maken had.
“Arschloch”
De OvJ heeft geen vragen voor de getuige. Pols wel: wat bedoelt A.M. met “verschillende rechtsopvattingen” en die ‘andere Seite’? Heeft de getuige iets tegen de ‘Rotlichtzone’ die onder zijn verantwoordelijkheid valt misschien? A.M mompelt iets over het verleden van Pols, maar noemt niets concreets. Als de getuige gevraagd wordt waarom hij “geen idee heeft” waardoor de vermeende belediging zou kunnen zijn ingegeven, maakt de rechter bezwaar. Pols beroept zich op het belang van de context. Zou de rechercheur niet weten dat een en ander samenhing met de door A.M. doorgestuurde huurovereenkomsten die het fundament werden van een georkestreerde belastingaanklacht, waarmee de Pols en Engel gecriminaliseerd moesten worden? Van een strafzaak waarvan de Nederlandse zakenpartners eind 2023 zijn vrijgesproken? Opnieuw vraagt Pols de getuige naar de aanleiding van deze hele kwestie, opnieuw grijpt de rechter in en zegt de getuige dat hij de vraag niet hoeft te beantwoorden. De OvJ valt haar bij: “De vraag is niet relevant”. Pols zegt met zijn vragen te willen bewijzen dat de rechercheur liegt. “Dat doet hij hier ook, want ik heb hem geen ‘mestkever’ genoemd, maar ‘leugenaar’.” De rechercheur werpt tegen dat Pols eerder al veroordeeld is voor belediging, door hem ‘Arschloch’ te noemen. “Laten we bij de feiten blijven, ik noemde u ‘Dreck’,” antwoordt Pols. “Waarom? Omdat u gewoon toestond dat de politieagenten onze panden opzettelijk kapot maakten tijdens de inval.” Eckhoff en de OvJ protesteren wederom; er is genoeg context geschetst. Pols constateert dat zij hem niet toelaten vragen te stellen die belangrijk zijn en dat de enige reden dat de rechercheur zijn vragen over de aanleiding niet wíl beantwoorden is, dat het antwoord te ongemakkelijk voor hem zou zijn. “Maar de wetsovertredende pandeneigenaar Se. laat deze rechercheur wel gewoon lopen.”
Onderonsje
Als Pols vraagt wat er in maart 2023 is voorgevallen, antwoordt de getuige zich beledigd te voelen door zojuist als leugenaar te zijn uitgemaakt. Hij wil daar wellicht een zaak van maken, informeert hij de rechter, en in maart zou er niets zijn voorgevallen. Maar hij corrigeert zich direct daarna: hij had op die dag een onderzoek ‘ter plaatse’ ingesteld. Pols vraagt hoe de rechercheur de panden is binnengekomen. “Door de deur,” antwoordt A.M. droogjes. Hoe de deur geopend werd, weet hij niet. “Ik was niet bij de opening.” Pols nodigt de rechercheur van harte uit hem voor het gebruik van het woord ‘leugenaar’ aan te klagen, want dan kan hij hem wél de hier geweigerde vragen stellen. Pols vraagt de rechter en OvJ de wens van de getuige in het “Protokoll” op te nemen. “Dat ik de rechercheur een bepaalde benaming gegeven heb, is omdat er allerlei door de rechercheur begane onrechtmatigheden. aan voorafgingen. Maar als ik hier geen vragen mag stellen dan heeft dit dus geen zin.” Daarop bedankt de rechter de getuige en vraagt de toeschouwers de zaal tijdelijk te verlaten voor een korte schorsing. Alleen de rechter en OvJ blijven achter, voor overleg. Pols wordt niet gevraagd daarbij aanwezig te zijn.
Open einde
Na enige tijd worden de bezoekers weer binnengevraagd. Vrijwel direct na binnenkomst word ik, als verslaggeefster, gevraagd mijn naam en mediakanaal voor de griffier op te schrijven. (Die informatie werd niet gevraagd toen ik eerder die week de rechtbank telefonisch meldde aanwezig te willen zijn.) Intussen vraagt Pols de rechter of het in Duitsland gebruikelijk is dat een rechter en een OvJ tijdens een rechtszitting onderling overleggen. Een reactie blijft uit. Wel zegt Eckhoff de eerdere vonnissen van Pols te willen ontvangen: die van de ‘Arsloch’-belediging en van de recente strafzaak, waarvan Pols en Engel zijn vrijgesproken. Engel geeft de rechter ter plekke het nummer door van de laatste. Afsluitend zegt rechter Eckhoff te begrijpen dat er context voor de belediging was en dat ze die graag [in de vonnissen] wil zien. Ze zal die er alleen niet in detail bij betrekken. Het komt als een verrassing, als ze toevoegt dat de zaak niet op korte termijn afgehandeld kan worden. Ze wil de zaak namelijk aan een andere rechter doorgeven, omdat ze een aanstelling bij een hogere rechtbank heeft gekregen. Of de zaak opnieuw zal worden behandeld, wordt niet duidelijk. Wel duidelijk is dat het vervolg pas na de zomer zal plaatsvinden, “maar wel nog dit jaar”. “Het jaar is nog lang,” mompelt Pols niet zonder sarcasme. Eckhoff schorst de zitting en een paar minuten staat iedereen weer buiten.