“Loose ends”
Ruim een halve eeuw voorbij geflitst. Een tijd die zóveel zichtbare veranderingen heeft ondergaan, dat als we dat aan onze kinderen uitleggen ze ons vergelijken met de oermens. Ik heb in Doetinchem het “bommeltje” nog meegemaakt. Een op diesel lopende trein met deuren die je onderweg kon opentrekken en die zich “mopperend” verplaatste. Het traject Terborg-Arnhem duurde vijfenveertig minuten en omvatte ongeveer hetzelfde aantal kilometers.
We fietsten alles. Door weer en wind naar school, sportclub, supermarkt of naar de kerk. Dat laatste is voor de kinderen van nu een bezienswaardigheid in Frankrijk of Italië, waar de geur van wierook hangt en waar je een kaarsje kunt branden en je je kunt vergapen aan de luxe van de katholieke kerk.
Het bezoek aan Arnhem bood ook de gelegenheid om een aantal “loose ends” af te hechten. Mijn ervaring is dat als dit van beide kanten gewenst is, het heel helend kan uitpakken en sinds ik (even) terugben in Nederland speelt die behoefte op.
Wat zijn “loose ends”? Eigenlijk allemaal ervaringen met mensen, een periode van je leven of een bepaalde plek, die niet lekker zijn afgerond, die je vrij veel energie kosten en waarbij een gevoel van spijt of verdriet opkomt als je eraan denkt. Ze zijn nog niet (helemaal) verwerkt. Ook van mensen die al zijn overleden, kun je die “loose ends” oppikken om ze te verwerken. Zo ben ik ooit met een plantje naar het graf van mijn overgrootmoeder gegaan in Brummen. Het plantje was voor mijn oma, haar dochter, die nooit is begraven maar gecremeerd en wier as ergens is verstrooid door de begrafenisondernemer. Ik heb nooit mogen huilen om t verlies van mijn oma, uit loyaliteit voor mijn moeder. Oma was geen liefhebbende basis geweest voor haar en tot aan de dood van mijn oma is er tussen hun strijd geweest. Ik mocht eindelijk rouwen van mezelf toen ik het plantje op het graf zette, want ík was mijn oma verloren, ík had van haar gehouden en ík had recht op mijn verdriet.
Andere “loose ends” werden min of meer vanzelf opgelost, omdat we aan beide kanten nog met elkaar bezig waren en eraan wilden werken: mijn Braziliaanse vriend van toen ik 20 was, spoorde mij op via internet en sindsdien sturen we elkaar weer af en toe een berichtje. Mijn Israëlische vriendin, ontmoet in India, en ik houden elkaar jaarlijks op de hoogte. De wakkere moeder van een vriendin die ik dertig jaar terug voor het laatst zag, bezocht ik vorige week, omdat ze honderd euro doneerde voor ons initiatief van de “Healing Inn.”
Maar het loopt niet altijd zo makkelijk. Contact moet gewenst zijn van twee kanten en vraagt soms om moed en kleur bekennen. Vlak voor corona pakte ik een “loose end” op door langs te gaan bij mijn eerste vriend, zeventien jaar ouder, destijds getrouwd met drie kinderen en mijn trainer van atletiek. Het was toen heel spannend en het mocht niet, gezien mijn minderjarigheid. Ik heb er bewust bij stil gestaan destijds (daardoor ben ik er niet door getraumatiseerd), maar ik realiseer me als volwassene dat het niet had mogen gebeuren. Vier jaar geleden duwde ik hem die dag mijn bedrijfskaartje in de hand, vroeg om een nieuwe ontmoeting en haastte me verder naar een uitvaartdienst. Ik heb niets meer van hem vernomen nadat hij mompelde dat zijn huidige vriendin dit niet leuk zou vinden.
In de coronacrisis vond ik mijn jeugdvriendin terug via haar broer, met wie ik als tiener twee keer op fietskamp was geweest en met wie ik wekelijks dikke brieven schreef over ons wel en wee. Het contact was eind onze tienertijd plotseling afgebroken zonder nader bericht en ze bleef daarna onvindbaar. Ze was heel bang voor corona en wilde me niet fysiek ontmoeten. Tot dit weekend. Gisteren fietste ik naar haar toe om haar in haar “nieuwe” leven te ontmoeten. Ook al was het veertig jaar geleden dat we elkaar gezien hadden, de klik was er nog steeds. Ook al verschilden we nog steeds als dag en nacht, het maakte niet uit. Er is meer gemeen tussen mensen dan wat er zichtbaar is. Zelfs anders in het coronanarratief staan, is niet sterk genoeg om de bijzondere klik te ondermijnen. Ik hoorde haar verhaal aan. Het verhaal dat verder ging waar het veertig jaar terug onderbroken was. Een verhaal van geheim misbruik en wegvluchten voor haar vader. Een verhaal over het verlies van haar zus die vertrok naar Zwitserland om nooit meer terug te komen; ze werd ziek en overleed. Een verhaal over het vinden van een thuis bij een liefdevolle partner en zijn Syrische familie. Een verhaal over haar eigen ziekte en het beter worden hiervan. En ook van haar nog steeds teruggetrokken leven binnen de veilige muren van haar huis, waarin de impact van de tirannie van haar vader nog steeds voelbaar was. Ik voel liefde en bewondering voor haar. Ik ben blij dat ze nog leeft en zich staande weet te houden.
Zo helend kan het zijn om de “loose ends” op te pikken, zodat beide einden weer bij elkaar komen, het verhaal weer rond wordt en de energie weer kan stromen. Ik denk dat in de meeste gevallen mensen op zoek zijn naar het afronden van de “loose ends”, op zoek zijn naar liefdevolle verbindingen, maar zó bang zijn voor de afwijzing die ook op de loer kan liggen. En dan liever de “loose ends” in stand houden mét hun energieverlies, dan de pijn van afwijzing opnieuw te moeten voelen. Maar mocht je de moed en energie hebben, neem dan die eerste stap om contact te zoeken en de “loose ends” af te hechten zodat jullie allebei een stuks heling kunnen gaan ervaren.