Door Paul Frijters
Het originele Engelstalige artikel lees je hier.
Onderstaande artikel werd september 2020 geschreven en blikte toen al vooruit naar de dynamiek van ‘het narratief’ en of de goegemeente en daders ooit wel tot inkeer zouden komen…oordeel zelf of het zo is gegaan!
Er zijn veel verhalen te vertellen over hoe de huidige tijd lijkt op een eerdere historische periode. Het conflict tussen nationalisme en internationalisme, zoals verpersoonlijkt door de controverses rond Brexit en Trump, wordt gezien als een soort herhaling van het conflict tussen fascisme en socialisme in de jaren 1930. Het conflict tussen het Westen en de radicale islam deed velen denken aan de kruistochten. De pandemie en de gevolgen ervan worden vergeleken met de pest, de Spaanse griep en de Aziatische griep.
Hoewel ze nooit perfect zijn, zoek ik graag naar zulke analogieën omdat ze een idee geven van de uitkomsten en de dynamiek die mogelijk is. Ze vertellen ons wat mensen in staat zijn geweest te geloven en te doen in vergelijkbare situaties zoals nu. Ik heb dus gezocht naar de historische analogie die het beste past bij het “narratief” van de huidige controverses over covid.
Vraag je eens af: bij welke historische gebeurtenis was er sprake van dezelfde combinatie van een officieel narratief dat grote steun van het volk had maar slechts een vastgeroeste vergissing was versus een narratief van een kleine minderheid dat geleidelijk aan steeds dominanter werd? Het duidelijkste geval dat ik kan bedenken is de Dreyfus-affaire van 1894-1906. Als we getuige zijn van een herhaling van de dynamiek van de Dreyfus-affaire, dan zijn er ontnuchterende lessen voor beide kanten van het coviddebat. Bekijk de parallellen eens vanuit mijn standpunt, dat wil zeggen als een uitgesproken “lockdown scepticus”.
Albert Dreyfus was een trotse kapitein in het Franse leger in een tijd dat Frankrijk erg verdeeld was en de legerleiding, die nog steeds treurden om de Duitse invasie van 1871, erg bezorgd was over Duitse spionnen. Toen in 1894 werd ontdekt dat er details van de Franse bewapening aan de Duitsers waren verkocht, arresteerde de geheime politie, min of meer willekeurig, Dreyfus. Dreyfus werd prompt door een tribunaal veroordeeld tot levenslange opsluiting op “Duivelseiland”, een berucht gevangenkamp waar slechts weinigen lang overleefden.
Alberts broer Matthieu was een man met zeer machtige connecties en kon een beroep doen op Joodse solidariteit met een beschuldigd lid. De Rothschilds uit Londen namen het bijvoorbeeld op voor Dreyfus. Er werd dus veel geld beschikbaar gesteld om de zaak van Albert te bestrijden. Het bewijs in de zaak was zo erbarmelijk dat intellectuelen met allerlei ideologieën (socialistisch, anarchistisch, pacifistisch, etc.) zich organiseerden als ‘Dreyfusards’. Ze schreven petities, hielden bijeenkomsten, lobbyden bij politici, moedigden hoge ambtenaren aan om nieuwe onderzoeken te starten, enz.
Aanvankelijk kwamen de Dreyfusards nergens. Meer dan 99% van de politici (maar niet allemaal!) bevestigden de veroordeling in een parlementaire stemming. Er werden boeken geschreven over de kwaadaardige invloed van Joden in Frankrijk. Kranten stonden vol desinformatie. Het officiële gezag vierde Alberts veroordeling. De bevolking stond volledig aan de kant van het leger. Het was een tijd van hysterie.
In 1896 kwam er een doorbraak, doordat een nieuw onderzoek de dader vond die zelfs bekende geheimen aan de Duitsers te hebben verkocht. Hoe reageerde het Franse leger? De onderzoeksfunctionaris (het hoofd van de geheime dienst nota bene!) werd ver weg overgeplaatst, ze trokken zich niets aan van de bekentenis en betaalden de dader zelfs om weg te blijven en te zwijgen. In een nieuw proces veroordeelden ze Dreyfus gewoon opnieuw, het nieuwe bewijs wegwuivend. Opnieuw verheugde de meerderheid van de bevolking zich.
Nu gingen de Dreyfusards echt van start, gesterkt door hun overtuiging dat ze aan de winnende hand waren en dat de zaak alles in zich had waar ze op hoopten: bewijs van alle misstappen van de overheid en wat er volgens hen nog meer mis was met Frankrijk in die dagen. Ze slaagden erin om de omstandigheden van Dreyfus op zijn eiland te verbeteren zodat hij tenminste zou overleven, voornamelijk door de belangrijkste betrokken autoriteiten om te kopen en te bedreigen. Ze organiseerden meer bijeenkomsten, petities, etc., waarvan de beroemdste de “J’accuse” brief van Emile Zola was, die toen de eminence grise [erkende grijze wijze grootheid op een bepaald gebied, red.] van de Franse literatuur was. In die beroemde brief beschuldigde hij de hele elite van Frankrijk van allerlei kwaad, een lasterlijke beschuldiging waarvan hij wist dat ze hem ervoor in de gevangenis zouden gooien. En dat deden ze.
De kracht van de argumenten, maar ook die van de internationale pers en het geld aan de kant van de Dreyfusards bouwden de druk zo op dat er in 1899 opnieuw een geruchtmakend proces kwam, waarin de bevelhebbers van het Franse leger werden beschuldigd van domheid, doofpotaffaires en alle andere dingen die ze in werkelijkheid hadden gedaan. De jury bestond uit lagere Franse legerofficieren die hun eigen legercommandanten vrijspraken en Dreyfus opnieuw veroordeelden, ondanks de internationale media die hun ingewikkelde argumenten bespotten. Vooral om de druk van de ketel te halen, bood de Franse president Dreyfus een presidentieel pardon aan, dat hij aannam tot grote ergernis van de Dreyfusards die wilden dat hij uit principe weigerde en doorging met rechtszaken.
De Dreyfusards vielen daarna een beetje uit elkaar, vooral omdat bleek dat Albert Dreyfus er geen interesse in had om een rebel te zijn of om degenen die hem 5 jaar lang ten onrechte gevangen hadden gezet te beschuldigen. Het enige wat hij wilde was terug het leger in en oorlogen voeren voor Frankrijk. Die wens kwam uit in 1906 toen een 6e en laatste proces hem eindelijk vrijsprak, waarna hij zich prompt weer aanmeldde bij het Franse leger, dat hem aannam en promotie gaf. Later raakte hij gewond door een fervente nationalist die nog steeds treurde over de zaak, maar hij overleefde en vocht in de Eerste Wereldoorlog, waarbij hij allerlei medailles kreeg. Hij stierf in 1935. Het antisemitisme dat in de periode 1894-1906 door de overheid werd aangewakkerd, wordt gezien als een factor in het wrede gedrag van het Vichy-regime van 1940-1944.
Nu zie ik veel parallellen tussen de dynamiek van narratieven van de Dreyfus-affaire en de coviddebatten die nu in toenemende mate woeden.
De moderne Dreyfusards zijn al diegenen die zich verzetten tegen het opsluiten van de bevolking (lockdowns en afstand houden), aanvankelijk met zeer weinigen, maar geleidelijk aan steeds sterker wordend. Het is een bont gezelschap van allerlei overtuigingen met totaal verschillende verwachtingen van wat er gebeurt als ze eenmaal gelijk krijgen. Ze hebben allerlei overtuigingen over wat heeft geleid tot de eerste hysterie en de vrijheidsberoving, waarvan de meeste absurde verhalen van samenzweringen zijn. Ze hebben wat geld en macht achter zich, namelijk van het bedrijfsleven en delen van de artistieke en intellectuele elite. Ze zien allemaal het lijden van de bevolking en de absurditeit van de argumenten die verzonnen zijn om de hysterie en de vrijheidsberoving in stand te houden, maar ze stuiten op een stevige muur van autoriteit, de populaire aantrekkingskracht van de hysterie en legioenen van intellectuele helpers.
De moderne tegenstanders van de Dreyfusards zijn de overheid, geïnstitutionaliseerde gezondheidsadviseurs, het grootste deel van de politiek en de geïnstitutionaliseerde scheidsrechters van de waarheid. Terwijl de Franse rechtbanken in 1894-1905 de ene absurde uitspraak na de andere deden, verdraaien de huidige regelgevers, Lancet-redacteuren en veel ‘wetenschappers’ zich in bizarre bochten om eerdere beslissingen en de instincten van het publiek te rationaliseren. Tenminste, vanuit mijn perspectief!
De ontdekking in april-juni 2020 dat covid lang niet zo dodelijk was als eerder werd gezegd, terwijl de gevolgen van de vrijheidsberoving zeker zo erg waren als voorspeld, is als de bekentenis van de echte schuldige in de zaak Dreyfus in 1896. En, net als toen, heeft de onthulling dat de hele basis van alle eerdere beslissingen helemaal fout was, iets wat al in het begin bekend was bij een handjevol mensen, weinig verschil gemaakt voor de overheid of de scheidsrechters van de waarheid. Tenminste, niet op de korte termijn. Het gezag verdubbelt zijn inspanning en gebruikt covid voor een steeds destructievere agenda, geholpen door de meerderheid van de bevolking die niet wil geloven dat ze voor de gek zijn gehouden.
Net als toen moesten de moderne Dreyfusards aanvankelijk in de marge van de media opereren, maar geleidelijk aan worden ze steeds meer mainstream. Net als toen droomden de eerste Dreyfusards dat de waarheid binnen een paar maanden zou zegevieren, maar ze werden telkens weer teleurgesteld over hoe lang het duurt en hoe onverzettelijk het gezag en zijn intellectuele helpers kunnen zijn als hun eigen eer op het spel staat.
Ik denk dat dit laatste element me het meest aantrekt in de Dreyfus-analogie: de betrokkenheid van eergevoel aan de kant van degenen die volhouden dat de juiste keuzes zijn gemaakt. Het is niet zozeer dat ze echt denken dat ze op dit moment het juiste doen, maar meer dat ze woedend zijn over de openlijke suggestie dat ze het aanvankelijk flink verknald hebben en dat ze elke volgende stap in het proces in de doofpot hebben gestopt. Ze hebben het gevoel dat hun eer op het spel staat en ze breiden die persoonlijke verontwaardiging uit: hen in twijfel trekken is het gezag, de natie, de wetenschap en de rede zelf in twijfel trekken. Net als bij de Dreyfus-affaire weet nu een groeiende groep binnen het gezag precies wat er aan de hand is, maar tegelijkertijd heeft een grote groep zichzelf overtuigd en zal waarschijnlijk nooit terugkrabbelen.
De analogie bevat een zeer ontnuchterende gedachte voor de moderne Dreyfusards, waartoe ik natuurlijk ook behoor. Als nu hetzelfde patroon geldt als toen, zal de bevolking niet dankbaar zijn voor het feit dat ze gered is van de dwaasheid van de overheid en de absurditeit van hun intellectuele helpers, maar zal ze direct na de vrijlating weer teruggaan naar de overheid. De overgrote meerderheid van het gezag en degenen die het gezag in stand houden, zullen dan overleven in hun positie en op een later moment meer verwoesting aanrichten. De hoop van de moderne Dreyfusards zal grotendeels ijdel blijken en de oorsprong van de meest memorabele slogans van de strijd (“J’accuse”) zal worden vergeten.
Dus ik hoop echt dat de analogie niet perfect is.