Bedankt voor dit bezoek. Viruswaarheid gaat door als Voorwaarheid!

Gideon van Meijeren; beklaagde of aanklager?

Door Frank Stadermann, oud-advocaat

Dit artikel is integraal overgenomen van De Andere Krant.

FVD-Kamerlid Gideon van Meijeren staat terecht wegens opruiing, maar uiteindelijk zou het weleens de overheid kunnen zijn die in het beklaagdenbankje terechtkomt, betoogt oud-advocaat Frank Stadermann.

Onlangs werd bekend dat het Openbaar Ministerie FVD-Kamerlid Gideon van Meijeren gaat vervolgen omdat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan opruiing in de zin van artikel 131 Wetboek van Strafrecht 1 De eerste zitting is op 20 december a.s.

Van Meijeren heeft in het openbaar onder meer gezegd dat hij hoopt dat mensen naar het parlement zullen trekken en daar niet meer weg zullen gaan,2 alsook dat boeren het recht hebben om in opstand te komen.3

Het Openbaar Ministerie meent dat Van Meijeren daarmee de bevolking heeft aangezet tot het plegen van strafbare feiten. En volgens de wet is dat opruien. Van Meijeren heeft al laten weten dat hij de beschuldiging ontkent.

Van Meijeren houdt er wel rekening mee dat de strafrechter zal oordelen dat hij wel heeft aangezet tot het plegen van strafbare feiten. Voor dat geval zal hij subsidiair aanvoeren dat zijn handelwijze gezien de politieke situatie gerechtvaardigd was, zo heeft hij aangekondigd.4

Wat kunnen we van dit proces verwachten?

Een opmerkelijke uitspraak van de minister-president

Bij een debat in de Tweede Kamer op 24 februari 2021 over de coronacrisis kreeg het kabinet als kritiek dat het de vrijheden van de burgers nodeloos had beperkt. Met name was er kritiek op het regeringsbeleid rond de avondklok, een maatregel die door diverse Kamerleden als zeer vrijheidsbeperkend werd beschouwd. Op die kritiek reageerde de minister-president op een opmerkelijke wijze. Hij citeerde Abraham Kuyper die in 1880 in zijn rede ter inwijding van de Vrije Universiteit had gezegd:

Bij elke welgelukte aanslag op de vrijheid kan dus de Staat nooit [meer] dan medeplichtige zijn, hoofdschuldige blijft de plichtvergeten burger zelf, die, in zonde en zingenot zijn zedelijke spierkracht verslappend, de kracht tot eigen initiatief verloor.5

De premier opperde met dit citaat dat er inderdaad een geslaagde aanslag op de vrijheid was gepleegd. Maar als de aanslag níet gerechtvaardigd zou zijn, zo was de heldere boodschap, dan zou de verantwoordelijkheid niet liggen bij de Staat, die is slechts medeplichtige, maar bij de burger.  
Met die uitlating heeft onze premier de deur naar de discussie over het toelaatbaar zijn van oproepen tot verzet wagenwijd opengezet. 

Een recht van opstand tegen de eigen overheid?  

Welke macht heeft het volk als de overheid een aanslag op de vrijheid pleegt? De Amerikaanse president Abraham Lincoln zei daarover:

“Wij, het volk, zijn de rechtmatige meesters van zowel het Congres als de rechtbanken, niet om de Grondwet omver te werpen, maar om de mensen die de Grondwet perverteren omver te werpen.”

Nederland kent, anders dan bijvoorbeeld Duitsland, geen wettelijk verankerd recht voor burgers om in opstand te komen tegen de overheid. Maar moreel lijkt dat recht dus wel te worden erkend als we afgaan op de woorden van Abraham Kuyper en van de minister-president. En niet alleen het ‘recht’ van opstand maar ook een ‘plicht’ om in opstand te komen. 

Is het oproepen tot een opstand tegen de huidige Nederlandse regering en het Nederlandse parlement naar thans geldende normen strafbaar en heeft Van Meijeren, door zo’n beweerdelijke oproep te doen, de wet overtreden?  

Het antwoord op de vraag of Van Meijeren (indien hij zou hebben opgeroepen tot strafbare feiten) veroordeeld moet worden, hangt, als we uitgaan van de woorden van de premier, af van de waardering van het beleid van de regering. Heeft en houdt de regering Nederland zodanig onderdrukt dat sprake is van een welgelukte aanslag op de vrijheid in de door Abraham Kuyper bedoelde zin? Zo ja, dan had Van Meijeren het volste recht, ja zelfs de plicht om “op te ruien”. 

De overtuigingsdader 

Van Meijeren is, wat in het strafrecht heet, een “overtuigingsdader”.   

Een klassiek voorbeeld van een overtuigingsdader is de opticien die na winkelsluitingstijd in strijd met een plaatselijke verordening een slechtziende en daarom hulpbehoevende man hielp met een bril. De opticien werd van rechtsvervolging ontslagen omdat hij met zijn handelen niet tegen de bedoeling van de wet was ingegaan.[6] Overtuigingsdaders hebben gemeen dat zij handelen vanuit hun geweten, ook als zij daarmee tegen de wet ingaan.  

De vooraanstaand jurist J. Remmelink noemde een halve eeuw geleden als voorbeeld van overtuigingsdaders de organisatoren van de Februaristaking in 1941.[7] Een van de organisatoren verklaarde tegenover zijn rechters dat hij zich uitsluitend door zijn geweten had laten leiden.  
Remmelink voegde daaraan toe dat de organisatoren van de staking te doen hadden “met een volstrekt gecorrumpeerde overheid.”  

Maar op dergelijke overtuigingsdaders die tegen een gecorrumpeerde en onderdrukkende overheid ten strijde trekken, had Remmelink niet het oog:  

Wij zouden dit, en het daarmee althans enigszins vergelijkbare verzet tegen onderdrukking door een ‘vreemde’, in ieder geval apert onrechtvaardige overheid, (….) terzijde willen laten en ons beperken tot de situatie waarbij wij te maken hebben met een staat die de gerechtigheid nastreeft – zij het hierin niet altijd slaagt – en wiens wetten door de rechter in beginsel met een goed geweten kunnen worden toegepast. 8

Dergelijke overtuigingsdaders zijn “good guys”, zo is de boodschap.  
Maar worden we nu, vijftig jaar nadat dit werd geschreven, niet opnieuw onderdrukt door een apert onrechtvaardige overheid? Een dergelijk verweer gaat Van Meijeren natuurlijk voeren.  

Niet Van Meijeren maar de overheid zal zich moeten verantwoorden  

De rechter zal, nu Van Meijeren zijn verdediging – mede – daarop gaat richten, er niet aan ontkomen om het beleid van de regering te beoordelen. Van Meijeren heeft, zo mogen we aannemen, gedaan wat hij volgens zijn geweten moest doen. Dat verweer kan de rechter niet onbesproken laten. Op verweren dat strafbare feiten uit overtuiging begaan zijn en die tot strafuitsluiting leiden, moet in het vonnis ingegaan worden.9 

Ook eerder genoemde jurist Remmelink zei dat

zodra de justitiabele (de verdachte, red.) dat gewetensbezwaar resp. die gewetensdrang zelf als een eventueel obstakel in de rechtszaal deponeert, de rechter er dan niet meer “omheen” kan. In dat geval zal de rechter “zo goed en zo kwaad” als dat kan over de oprechtheid van de belijder en de waarde of onwaarde ervan voor het recht een oordeel moeten uitspreken.10

Van Meijeren zal, zo ligt natuurlijk voor de hand, gaan betogen dat we, anders dan halve eeuw geleden, nu juist wel worden onderdrukt door een gecorrumpeerde en apert onrechtvaardige overheid. Het strafproces zal Van Meijeren een podium geven om zijn kritiek op het regeringsbeleid breed uit te meten. Omdat hij dat doet vanuit zijn geweten zullen het Openbaar Ministerie en de rechter daarop inhoudelijk moeten reageren. Daarmee wordt de overheid gedwongen voor haar beleid verantwoording af te leggen, iets waaraan zij tot nu toe heeft weten te ontkomen. Of het nu gaat over corona-, klimaat-, stikstof- of welk ander vrijheidsbeperkend beleid ook waarop Van Meijeren zijn pijlen gaat richten.  

Uiteindelijk is het dus de overheid die in het beklaagdenbankje terechtkomt. De werkelijke aanklager zal Van Meijeren blijken te zijn.  

Een deel van dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Gezond Verstand van 30 september 2023. 

Bronnen

1.  dakl.nl/proces-gvm-1

2. Zie het programma “Compleetdenkers”, dakl.nl/proces-gvm-2

3. Dat deed hij in een toespraak tot boeren, dakl.nl/proces-gvm-3

4. Zie “Gideon van Meijeren” d.d. 16 november 2023 op Instagram.

5. dakl.nl/proces-gvm-5a en dakl.nl/proces-gvm-5b

6. HR 15 oktober 1923, NJ 1923, p. 1329.

7. J. Remmelink, “De overtuigingsdader” in “Honderd jaar rechtsleven”.

8. Ibidem pag. 180 en 181.

9. B.F. Keulen, “Het strafrecht en de overtuiging” in “Ontmoetingen”, Voordrachtenreeks van het Lutje Psychiatrisch Juridisch Genootschap, 12, 21-32, Vol 12 (2006) dakl.nl/proces-gvm-9

10. Remmelink, aldaar, pag. 195.

Meld je aan voor de nieuwsbrief