Gehoorzaamheid aan de wet versus verbinding met het hart
Door Thomas Willi Völzke,
gepensioneerd politieagent en al geruime tijd docent voor politiestudenten. Lid van de vereniging van politieagenten voor verlichting. Zijn grootmoeder en moeder overleefden de Shoa [=de Holocaust].
Het originele Duitstalige artikel vindt u hier.
Inleiding
Zeggen de namen Ida Jauch, Emma Harndt en Maria Schönebeck u iets? Zo ja, dan komt dat waarschijnlijk doordat u ooit het boek “Zwei Leben in Deutschland” [Twee levens in Duitsland, red.] van Hans Rosenthal hebt gelezen of bij de gedenksteen in Berlijn-Lichtenberg, district Fennpfuhl, bent geweest voor de legendarische radio- en televisiepresentator en de drie genoemde vrouwen in Berlijn-Lichtenberg. De ouderen onder ons zullen zich Hans Rosenthal waarschijnlijk nog heel goed herinneren. Hoe kunnen we nu het verband leggen tussen hem, de drie vrouwen, Berlijn-Lichtenberg en de stad Recklinghausen? Nou, Recklinghausen is de stad waar de arts Dr. Heinrich Habig nog niet zo lang geleden zijn praktijk voerde. En hij werd onlangs in Bochum veroordeeld tot twee jaar en tien maanden gevangenisstraf. Maar nu stap voor stap….
De moed van drie vrouwen, waardoor Hans Rosenthal kon overleven
Hans Rosenthal, een Jood die in 1925 werd geboren, en zijn jongere broer Gert verloren al heel vroeg hun ouders. Beiden kwamen in een weeshuis terecht. Hans Rosenthal moest vanaf 1940 dwangarbeid verrichten voor de nationaalsocialisten. Gert werd gedeporteerd en overleefde de naziperiode niet.
Ook Hans hing deportatie per trein naar een concentratiekamp en een gewisse dood boven het hoofd. In zijn nood zocht hij zijn grootouders op die nog in leven waren. Rosenthal schreef in zijn boek onder andere: “Hansi, zei mijn grootmoeder, je kunt niet bij ons blijven. Als grootvader nou niet Joods was, maar zo …..de Gestapo kan hier vandaag of morgen zijn. Veel Joodse mensen slapen ’s nachts al niet meer thuis (…). Ze pakken ze één voor één op. Je moet weggaan, Hansi.” De grootmoeder raadde de jongen aan om aan mevrouw Jauch, de naaister, te vragen of zij hem in huis kon nemen, want zij had immers een goed hart, was vroom en haatte de nazi’s.
Op 27 maart 1943 stond Hans Rosenthal voor de deur van Ida Jauch bij volkstuinvereniging Dreieinigkeit in Lichtenberg. “Ik moet me verstoppen, mevrouw Jauch. Gert is al weggevoerd. We hebben nooit meer iets van hem gehoord. Ik wilde vragen of u mij misschien in huis kon nemen en verstoppen.” Haar antwoord: “Je kunt bij mij blijven, Hansi. (…)” Ze gaf hem onderdak in een achterkamer van haar tuinhuis. De kamer, slechts vier vierkante meter groot, had een met behang beplakte deur die van buitenaf niet als zodanig herkenbaar was. Het hok had een raam ter grootte van een zakdoek. In de kamer bevonden zich een matras, een stoel, een tafel en een nachtkastje. Hoewel de schaarse hoeveelheid toebedeeld voedsel nauwelijks voldoende was voor één persoon, deelde mevrouw Jauch het met de jongen. Als anderen bij de volkstuinvereniging te weten waren gekomen dat mevrouw Jauch in het geheim een Jood verborgen hield, had dat ook voor haar fatale gevolgen kunnen hebben.
Ze nam maar één persoon in vertrouwen over de schuilplaats van Hans en dat was Emma Harndt. Haar man was communist en was in 1935 al naar een concentratiekamp gesleept. Hij werd later vrijgelaten en was toen goed genoeg om als soldaat aan het front voor Duitsland te vechten. Mevrouw Harndt kon mevrouw Jauch en Hans op een aantal punten ondersteunen.
Na een jaar werd mevrouw Jauch onverwacht ernstig ziek en stierf. Mevrouw Harndt kon Hans niet in huis nemen omdat ze zelf in de gaten gehouden werd. In zijn wanhoop herinnerde Hans zich ineens dat een buurvrouw bij de volkstuin ook een tegenstander van de nazi’s was. In het donker verliet hij zijn schuilplaats, zocht mevrouw Maria Schönebeck op en vroeg of hij bij haar mocht blijven. “Goed, blijf maar bij mij. Je hoeft jezelf niet aan te geven. Ik neem je wel in huis.” De 18-jarige woonde nog een jaar lang in haar tuinhuis.
Alle drie de vrouwen zorgden er ieder op hun eigen manier voor dat de jonge Hans Rosenthal kon overleven. Ida Jauch en Maria Schönebeck leden niet alleen nog meer honger door hun gast, maar liepen ook het gevaar, zelf gevangen te worden genomen of naar een concentratiekamp te worden afgevoerd.
Op 25 april 1945 werd Berlijn-Lichtenberg ingenomen door het Rode Leger. Voor Hans Rosenthal betekende deze dag de bevrijding.
In zijn memoires, gepubliceerd in 1982, schreef Rosenthal:
“Als ik nu terugkijk op mijn leven, dan kan ik na deze tijd, die zo verschrikkelijk was voor ons Joodse mensen, door de hulp van deze drie vrouwen bij volkstuinvereniging “Dreieinigkeit” – mevrouw Jauch, mevrouw Schönebeck en mevrouw Harndt – tot op de dag van vandaag onbevooroordeeld in Duitsland leven, me Duitser voelen en zonder haat burger van dit land zijn. Want deze vrouwen riskeerden hun leven voor mij. Ik was geen familie van hen. Ze kenden me helemaal niet of maar kort. Ze hadden me aan hun lot kunnen overlaten. Maar het waren goede en rechtschapen mensen (…).”
Het zijn juist deze verhalen van mensen die ons houvast kunnen geven, omdat ze niet toegaven aan de tijdgeest. Terecht worden er gedenkstenen voor zulke moedige mensen geplaatst, straten, pleinen en scholen naar hen vernoemd, worden ze genoemd in rapportages, boeken, documentaires etc. We worden niet alleen aangespoord om hen te herdenken, maar ook om de huidige ontwikkelingen altijd aandachtig en waakzaam zoals zij deden, te observeren. Vrijheid en kritisch observeren slijten als ze niet intensief toegepast worden.
Corona, hoe arts Dr. Heinrich Habig handelde en het strafproces tegen hem
Met het uitbreken van de coronacrisis in het voorjaar van 2020 vermoedde iedereen die verder keek dan de uitspraken van de politiek en toonaangevende media dat er iets niet klopte. Officieel werd gezegd dat er ingezet zou worden op het zo snel mogelijk ontwikkelen van vaccins tegen C om zoveel mogelijk mensen te kunnen vaccineren. Wie profiteerde hier eigenlijk van?
Mijn ouders hadden me in mijn lagere schooltijd al immuun gemaakt met de zin “Hoe sterker reclame en propaganda zijn, hoe groter je wantrouwen moet zijn!”. Dit motto is me tot op de dag van vandaag bijgebleven. En als ik al twijfels had of ik me wel ver moest houden van de aangeboden vaccins, dan ontzenuwde mijn huisarts die met de zin: “We sluiten helemaal achteraan de rij aan en wachten eerst af!”
In juni 2023 werd arts Dr. Heinrich Habig, die zijn huisartsenpraktijk in Recklinghausen heeft, door de regionale rechtbank van Bochum veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar en tien maanden. Reden hiervoor: de arts zou tijdens de coronacrisis ongeveer 600 valse gezondheidsverklaringen hebben afgegeven. Ondanks dat hij vaccinatiebewijzen heeft afgegeven, werden patiënten door hem niet geïnjecteerd. Onder de begunstigden bevond zich verplegend personeel dat alleen met een vaccinatiebewijs kon gaan werken.
Volgens de verslaglegging was een vrouwelijke arts achter de activiteiten van haar collega gekomen en meldde zij de zaak bij de politie. De politie doorzocht vervolgens zowel de praktijk als de woning van de arts en zijn vrouw en nam patiëntendossiers, vaccins en computers in beslag. De medische praktijk bleef daarna gesloten.
Het is de moeite waard om de gedetailleerde verklaring van Dr. Habig te beluisteren of door te lezen. Dan begrijp je zijn grote professionele bekwaamheid, zijn begrijpelijke twijfels over de officiële coronamededelingen en zijn diepe medemenselijkheid voor zijn patiënten die in hun nood bij hem te rade gingen. De arts had zijn patiënten, die door verschillende omstandigheden in een noodsituatie verkeerden, vanuit ethisch oogpunt geholpen. En Dr. Habig vermoedde dat de C-vaccinaties aanzienlijke bijwerkingen zouden kunnen veroorzaken.
Deze arts overtrad duidelijk de wettelijke voorschriften. Maar de vraag rijst of er bij zijn acties een zogenoemde “criminele energie” zat. Dit element moet altijd worden onderzocht in het gerechtelijk onderzoek. Voor aanklager Nina Linnenbank waren de bekentenissen van de arts blijkbaar geen reden om af te zien van vervolging en tijdens het proces uiteindelijk te pleiten voor een veroordeling.
In het vonnis zei rechter Breywisch-Lepping dat er geen redenen waren om het gedrag van Dr. Habig te rechtvaardigen. In plaats daarvan beschuldigde ze hem, volgens de informatie waarover ik beschik, van een “anti-juridische houding”. Met betrekking tot het handelen van Dr. Habig, voerde Mr. Schmitz de rechtvaardigingsgrond noodweer aan; dit werd ontoelaatbaar geacht. En dat de patiënten met de valse vaccinnatiepaspoorten in feite een vaccinatieplicht wilden omzeilen, werd niet geaccepteerd door rechter Breywisch-Lepping. Zij hadden van hun kant naar de rechter kunnen stappen en de overheidsmaatregelen kunnen aanvechten.
Nu ben ik mijn verhaal begonnen met het beschrijven van een buitengewoon voorval uit een verleden dat minachtend en vernietigend is voor de mensheid. Nee, ik stel de gebeurtenissen uit de tijd van ‘33 tot ‘45 niet gelijk aan die uit de coronatijd! Maar ik kijk naar mechanismen als: hoe werken uitsluitingen, hoe kunnen mensen gemanipuleerd, onder druk gezet en geïntimideerd worden. Er kunnen ook slechte wetten en regelgevingen zijn.
In artikel 20 (3) van de Duitse grondwet wordt onderscheid gemaakt tussen wet en recht waaraan de trias politica zich moet houden. Elke advocaat in spe wordt dit recht aan het begin van zijn studie bijgebracht, onder andere in verband met de stellingen van Gustav Radbruch. In 1946 formuleerde hij in een essay over “Gesetzliches Unrecht und übergesetzliches Recht“ [wettelijke onrechtvaardigheid en bovenwettelijk recht, red.] onder andere dat positief recht moet worden afgemeten aan rechtvaardigheid. Positief recht verdient in principe gehoorzaamheid; als het op onaanvaardbare wijze in strijd is met rechtvaardigheid wordt dit verbroken. Als rechtvaardigheid bij het maken van wet- en regelgeving veelvuldig is geschonden, dan hebben de geschreven woorden het nooit tot wet geschopt. In zo’n geval moet het bovenwettelijke recht de plaats innemen van het juridische onrecht. Of de stellingen van Radbruch toegepast hadden kunnen worden in het proces tegen Dr. Habig is juridisch zeker discutabel. Naar mijn mening zou het op zijn minst noodzakelijk zijn geweest om dit in deze zaak te bespreken, om zo tot een adequate juridisch deugdelijke beslissing te komen.
Eén beschrijving van de dokter in het bijzonder is zo ontroerend in menselijke termen dat het letterlijk aanzet tot ongehoorzaamheid:
“Een heel jonge moeder kwam plotseling onaangekondigd in mijn praktijk, huilend en nauwelijks in staat om te praten, zo overstuur was ze. Nadat ze tot bedaren was gekomen, vertelde ze me dat ze 48 uur geleden haar baby gezond ter wereld had gebracht in het ziekenhuis en dat ze vandaag maar een uur in haar appartement was geweest om iets voor de baby te halen. “Nu mag ik niet meer terug naar het ziekenhuis om mijn baby te zien, omdat ik niet gevaccineerd ben,” snikte ze. “
Juist in zo’n situatie is verbinding met het hart nodig en moet het handelen hiernaar – binnen de grenzen van de eigen mogelijkheden – leidend zijn. En nu zijn we aangekomen bij de vraag hoe mevrouw Jauch, mevrouw Harndt en mevrouw Schönebeck zouden hebben gehandeld in de plaats van Dr. Habig. En verder: zou u, net als de vrouwelijke arts, het vermeende wettelijk verboden handelen van uw collega uit Recklinghausen hebben aangegeven bij de politie of het Openbaar Ministerie en, indien nodig, bij de Ärztekammer [in Nederland is dit het Nederlandse Artsenverbond, red.]? En zouden deze drie vrouwen, als ze nu nog in leven waren en officier van justitie en rechter waren geweest, ook zo consequent onderzoek hebben verricht tegen Dr. Habig en vervolgens het bijbehorende pleidooi voor een veroordeling hebben gehouden of hem hebben veroordeeld?
Gehoorzaamheid aan de wet impliceert altijd twijfel twijfel in combinatie met de overweging van een bovenliggende constructie. Dit houdt in dat we naar de individuele mens moeten kijken en de motieven voor zijn handelen moeten achterhalen. Het enkel en alleen handhaven van wetten en regels omwille van die wetten en regels zelf is verboden vanwege het proportionaliteitsbeginsel. En zoals bekend heeft dit beginsel een grondwettelijke status.
Dr. Heinrich Habig formuleerde het zo voor zijn situatie:
“De arts moet zijn handelen richten op het welzijn van de patiënt; in het bijzonder mag hij de belangen van derden niet boven het welzijn van de patiënten stellen. Als ik word gecriminaliseerd omdat ik mensen heb geholpen, dan is dat de prijs die betaald moet worden voor het verdedigen van de menselijkheid.”
Misschien zullen de vrouwelijke arts – van wie ik de naam niet weet – openbaar aanklager Linnenbank en rechter Breywisch-Lepping ooit beseffen welke menselijke grootsheid hier met Dr. Habig in naam van het volk terechtstond. Want hij kan heel goed in één adem genoemd worden met Ida Jauch, Emma Harndt en Maria Schönebeck. In de roman “Hauptmann von Köpenick” zegt schoenmaker Wilhelm Voigt dat eerst de mens komt en dan pas de menselijke orde. Of om ter aanvulling George Washington te citeren: “Doe je best om dat kleine vonkje hemels vuur, dat geweten heet, niet uit te laten doven in je borst.”
Misschien zal er in de verre toekomst een straat naar Dr. Heinrich Habig worden vernoemd en een gedenksteen voor hem worden opgericht. Vandaag hoop ik in ieder geval op gerechtigheid door de staat voor deze arts.
Thomas Willi Völzke
Luistert u ook naar kunt “Die Gesunde Stunde #62” Ein Arzt vor Gericht”.
Ook aanbevolen: Das Plädoyer von Strafverteidiger RA Wilfried Schmitz. Het pleidooi van advocaat Wilfried Schmitz. De opbrengst van de verkoop van het boek gaat naar Dr Habig.