Tijdens de Eerste Wereldoorlog en de nasleep daarvan beweerden machthebbers van het Ottomaanse Rijk dat Armeniërs samenzwoeren met vijandelijke machten en op gruwelijke wijze baby’s vermoorden. Het was de opmaat tot de eerste ‘moderne volkerenmoord’, waarbij onder aanmoediging van de bevolking naar schatting ruim anderhalf miljoen Armeniërs op onbeschrijfelijke wijze het leven lieten. Vrouwen, kinderen, ouderen en zieken werden zonder eten en drinken op dodenmars tot aan de Syrische woestijn gedreven, waarna de laatste overlevenden alsnog koelbloedig vermoord werden.
Dit voorbeeld toont de kracht van oorlogspropaganda. Het maakt misbruik van onderbewuste processen in ons brein. Machthebbers weten dat morele oordelen zulke extreme gevoelsmatige reacties oproepen dat maar weinig mensen zichzelf kunnen dwingen hun eerste intuïtieve oordeel te herzien. Economisch gedragswetenschapper Richard Thaler beschreef in zijn boek Nudge deze en andere zwakheden van het menselijke brein als effectief instrument voor beleidsmakers en kreeg daarvoor zelfs de Nobelprijs. Manipulatie van de bevolking als aanvaardbaar beleidsinstrument werd sindsdien wereldwijd de norm, een ook buiten oorlogssituaties extreem gevaarlijke ontwikkeling.
Doel van deze effectieve manipulatie in internationale conflicten is om de vijand te dehumaniseren door deze af te schilderen als wilde en koelbloedige barbaren die hun recht op leven verspeeld hebben. Met de juiste boodschap op het juiste moment kunnen psychopathische leiders de meest vredelievende bevolking veranderen in roedels bloeddorstige honden die zich in rijen van drie opstellen om de vijand als kakkerlakkenplaag met sadistisch genoegen uit te roeien.
Het verbaast dan ook niet dat juist verhalen over gruweldaden met kindertjes het goed doen in het standaardrepertoire van oorlogshitsers. Voor een normaal denkend persoon is dat beeld de overtreffende trap van slechtheid. Om een paar voorbeelden uit de geschiedenis aan te halen: tijdens de Eerste Wereldoorlog werden volgens nieuwsberichten ‘Belgische baby’s door Duitse soldaten vermoord’. In de Golfoorlog van 1990-1991 beweerde de coalitie van geallieerde strijdkrachten dat Iraakse troepen de couveuses uit Koeweitse ziekenhuizen stalen en de baby’s op de koude bodem lieten sterven. Het verhaal kwam van een verpleegkundige; later bleek zij de dochter van de ambassadeur van Koeweit te zijn. Doel was om in de publieke opinie steun te genereren voor militaire interventie. Zelfs nadat dit soort verhalen later als onwaar of overdreven worden ontmaskerd, is er een blijvend effect van sterke emotionele reacties in de publieke opinie.
Dat deze propagandatechnieken nog steeds uiterst effectief zijn, zagen we afgelopen week nadat Israël beweerde dat Hamas-strijders veertig baby’s onthoofd en verbrand zouden hebben. Er circuleerden ook beelden op sociale media van gevangengenomen kindertjes in kooien. Internationale media namen de verhalen klakkeloos over.
De overtrokken emotionele reacties lieten niet lang op zich wachten. Wereldwijd schreeuwden zelfs de meest pacifistische opiniemakers om uitroeiing van alle Palestijnen. Opiniemakers met een genuanceerder geluid werden als Hamas-terroristen weggezet.
Israël zag haar kans schoon en reageerde gelijk met een massamoord op de weerloze Palestijnse bevolking. Duizenden veelal vrouwen en kinderen lieten op gruwelijke wijze het leven. Een hele burgerbevolking werd met ruime steun van de internationale gemeenschap afgesloten van fundamentele basisbehoeften zoals water en voedsel, maar ook internet.
Hoe gruwelijk de aanslag op Israël ook was en los van de vragen over de echte toedracht, het gedurende honderden jaren moeizame evolutie tot stand gekomen stelsel van internationaal oorlogsrecht beschouwt collectieve wraakacties op de burgerbevolking als ernstige misdrijven. Elke oorlogsactie gericht tegen burgers of andere niet-strijders is door de Vierde Geneefse Conventie van 1949 en Aanvullende Protocollen verboden. Burgers dienen te allen tijde beschermd te worden.
Het Rwanda-tribunaal oordeelde na de genocide op de Tutsi’s van 1994 dat ook media die ophitsen tegen bepaalde bevolkingsgroepen en daarmee een genocide uitlokken, zich aan oorlogsmisdrijven schuldig maken.
Nederland, dat zich doorgaans profileert als hoeder van de internationale rechtsorde, sprak meteen onvoorwaardelijke steun uit voor de misdadige aanval op Gaza.
Politici uit het hele politieke spectrum buitelden over elkaar heen met steunbetuigingen aan de Israëlische regering. De eenzame uitzondering was Thierry Baudet die genuanceerd pleitte voor de-escalatie. Geert Wilders gooide nog meer olie op het vuur door ‘de moslims’ als daders aan te wijzen met verdere polarisatie tot gevolg.
Niet de moslims, niet de Israëlische of Palestijnse bevolking maar sadistische machthebbers dragen de volledige verantwoordelijkheid voor deze misdaden en horen daarvoor strafrechtelijk vervolgd te worden. Zolang wij de techniek van valse manipulaties niet doorzien, blijft de mensheid een speelbal van emoties en zullen iedere keer opnieuw complete bevolkingsgroepen onder luid gejuich op beestachtige wijze over de kling gejaagd worden.