Door Paul Frijters, Gigi Foster, Michael Baker
Het originele, Engelstalige artikel kunt u hier lezen.

Emile Durkheim
In 1893 merkte de Franse socioloog Emile Durkheim in zijn verhandeling The Division of Labour in Society [De verdeling van arbeid in de maatschappij, red.] op dat de mensheid welvarender werd door grotere specialisatie. Zijn inzicht is sindsdien nagenoeg onbetwist gebleven, zowel onder sociologen als onder economen: “we” zijn het er bijna allemaal over eens dat met een grotere specialisatie de technologie verbetert en de totale productiviteit toeneemt, wat leidt tot meer gezondheid en geluk.
Specialisatie is zowel een voordeel voor – als de motor van – de internationale handel, van rustige binnenlandse betrekkingen, van uitgebreide onderwijsprogramma’s en van technologische innovatie. De lof van specialisatie wordt al meer dan een eeuw gezongen.
Wat is het addertje onder het gras?
Hoe meer de kennis in de hoofden van de mensen supergespecialiseerd is, des te minder iemand weet over het hele plaatje, en hoe meer hij er blindelings op moet vertrouwen dat “het systeem” goed functioneert. Misbruik van dat vertrouwen wordt dan mogelijk door mensen in andere delen van het systeem, en door degenen die bevoegd zijn om toezicht te houden op het systeem. Het wordt ook gemakkelijker voor iedereen om weg te komen met echt domme dingen, omdat zo weinig mensen zullen kunnen beoordelen of iets wat gedaan wordt echt dom is.
Dit is een “groot addertje”, en hij wordt steeds groter.
Superspecialisten zijn als slimme, enthousiaste 12-jarigen die geweldige cijfers halen in de wetenschapsles, maar bijna niets weten over hoe de wereld werkt en een “volwassene in de kamer” nodig hebben om hen ervan te weerhouden grote fouten te maken. De volwassene in de kamer is de generalist, die veel meer ziet dan de 12-jarige en hem en zijn irreële gevoel van inzicht ervan weerhoudt de TV kapot te maken, de cavia te vergiftigen of de garage in brand te steken.
Een van de grote problemen in de westerse samenleving is het terugtrekken van de volwassenen en de geleidelijke overname door de tieners.
De opkomst van specialisatie
Hoeveel weet de gemiddelde persoon vandaag echt over de wereld?
Stel je een eenvoudige samenleving voor met slechts 5 gespecialiseerde beroepen – bijvoorbeeld jager, verzamelaar, priester, arts en krijger – en stel dat iedereen in elk beroep de kennis op zijn gebied volledig beheerst. Aangenomen dat er geen overlapping in kennis is, dan weet elke opgeleide persoon 20 procent van wat de professionals in deze eenvoudige samenleving weten. Met 100 beroepen kent elke persoon 1 procent van de voorraad professionele kennis van de samenleving.
Als er duizenden beroepen zijn, zoals vandaag de dag het geval is, dan heeft elke beroepsbeoefenaar slechts een gering deel van de totale kennis, en is hij in feite blind voor het volledige plaatje. Als je heel slim bent of je bent gespecialiseerd in een gebied waarvan de kennis die van andere gebieden overlapt, dan weet je misschien meer dan gemiddeld, maar toch weet je bijna niets over het hele systeem.
Je keuze om een gespecialiseerde opleiding te volgen vereist dat je erop vertrouwt dat het systeem als geheel in de toekomst goed genoeg zal werken om een gespecialiseerde baan te kunnen vinden zodra je je opleiding hebt afgerond. Dit is de reden waarom hyperspecialisatie alleen ontstaat wanneer een systeem redelijk stabiel en betrouwbaar is.
Toch wordt het vertrouwen in “het systeem als geheel” niet in stand gehouden door specialisatie, maar door goede keuzes op systeemniveau. Dergelijke keuzes worden moeilijker te maken en moeilijker kritisch te evalueren naarmate mensen zich meer specialiseren, en het probleem van misbruik van vertrouwen wordt daardoor steeds groter.
Wanneer een moderne samenleving gebaseerd op hyperspecialisatie faalt, zoals in 1990 in Rusland gebeurde, stort zij spectaculair in. Vertrouwen verdwijnt en specialisaties verliezen hun waarde. Denk aan professoren in de natuurkunde die eindigden als taxichauffeurs in Moskou, machineontwerpers die wasserettes runden en zaadontwikkelaars die koffie gingen verkopen (en dan nog slechte koffie ook).
De historicus Michael Ellman van de Universiteit van Amsterdam noemde het “Katastroika” en sprak van de primitivering van Rusland. De Russische economie kromp met meer dan 50 procent en had 15 jaar nodig om terug te komen op het niveau van 1989. Die ervaring is veel erger dan de recessies die het Westen de afgelopen 100 jaar heeft meegemaakt, en toch veel milder dan wat het Westen zou kunnen meemaken als het vertrouwen in zijn instellingen daadwerkelijk verdwijnt.
De sociaal-economische topologie van de specialisatie
Hoge specialisatie bloeit tegenwoordig in elke bedrijfstak en elk belangrijk beroep.
Neem kappers. Een generatie geleden knipten en kapten veel kappers het haar van iedereen. Ze besteedden een paar jaar aan het leren over haar, scharen, stijlen, haardrogers, shampoos, conditioners en hoe vergrijzende lokken te maskeren, en dat was het wel zo’n beetje. De gemiddelde kapper in 1950 wist alles wat er toen te weten viel over haar en haarverzorging.
Tegenwoordig is het kappersvak een branche met tientallen deelberoepen. Wat begon als een scheiding tussen heren- en dameskappers heeft geleid tot meer en meer esoterische specialiteiten. We zien nu haarverfspecialisten, pruikenexperts, experts in steil versus krullend versus kinky haar, specialisten in haarverlenging, waxspecialisten, kinderkappers en kappers voor honden. De branche is ook de naam ‘kapper’ ontgroeid. In goed gemanierde kringen spreekt men nu van ‘haarstylisten’ en ‘kapsalons’ met tientallen specialisten die een full-spectrum haardesign aanbieden. We verzinnen dit niet.
Hoeveel weet een waxstyliste over het waxen van kleine delen van het vrouwenlichaam? Alles wat er te weten valt. Hoeveel weet die specialist over het kappersvak in het algemeen? De basis, maar niet genoeg om gemakkelijk van specialisatie te veranderen, mocht waxen uit de mode raken.
Hoeveel weet die waxspecialist over de algemene persoonlijke dienstverlening waarvan het kappersvak er slechts één is? Bijna niets. En hoeveel weet de waxspecialist over de maatschappij als geheel, laat staan over het internationale politieke systeem? Waarschijnlijk minder dan niets: ze heeft vermoedelijk een komisch onrealistisch begrip, opgebouwd door propaganda die ze niet eens als zodanig kan herkennen, laat staan kritisch in twijfel kan trekken. Haar beroepsopleiding in het waxen zal haar geen lessen hebben geleerd die haar helpen de maatschappij als geheel te begrijpen.
Wat we krijgen zonder generalisten
Generalisten zijn mensen met een redelijk inzicht in een zeer breed scala van vraagstukken en processen, die gewend zijn te denken in termen van oplossingen. Zij hoeven geen hoog IQ te hebben of hoog opgeleid te zijn, maar zij moeten wel beseffen hoe bijzonder het is om over gezond verstand te beschikken en hoe gemakkelijk de meeste mensen kunnen worden misleid. Zij nemen hun eigen raad serieus en kenmerken zich door hun betrokkenheid bij het veranderen van de organisaties waarvan zij deel van uitmaken.
De uiteindelijke maatschappelijke waarde van generalisten ligt in het onvermijdelijke feit dat brede maatschappelijke problemen en hun oplossingen alomvattend van aard zijn. Specialisten nemen slechte algemene beslissingen voor hele groepen (zoals industrieën, regio’s of landen) juist omdat ze niets weten over alomvattende zaken.
De laatste drie jaar laten zien wat er gebeurt als specialisten het voor het zeggen hebben. Als je wilt weten of het een goed idee is om een hele stad in lockdown te plaatsen, helpt het als je snel de vele effecten kunt zien die lockdowns zullen hebben op veel verschillende delen van de bevolking en de economie van de stad. Alleen met een brede kijk op vele factoren heb je een kans om een redelijk oordeel te vellen.
Om een gecorrumpeerd politiek systeem te repareren moet men kennis hebben van veel terreinen, waaronder de psychologie van het uitwisselen van gunsten, de economie van geheimhouding en big business, het reilen en zeilen van instanties die corruptie bestrijden, de politieke dynamiek en de realistische mogelijkheden voor institutionele herinrichting. Men heeft generalisten nodig zoals de Amerikaanse revolutionairen die de Amerikaanse grondwet ontwierpen: ruimdenkende mensen, breed geïnformeerd, en niet hypergespecialiseerd.
Een specialist is gemakkelijk tot zwijgen te brengen over brede zaken, omdat geen enkele specialist iets zal weten over het overgrote deel van wat relevant is. Elke specialist kan dan gewoon worden gezegd het systeem als geheel te “vertrouwen” en zijn rol te spelen, waarbij hij zijn mond houdt als hij toevallig iets kleins weet dat tegen het algemene narratief ingaat.
Bovendien, wanneer elke specialist de enige in de kamer is die weet wat hij weet, heeft geen enkele andere specialist de erkende deskundigheid om op inhoudelijke gronden te argumenteren tegen wat hij zegt. Dit verklaart waarom de specialisten die tijdens de covidpandemie onze zorgstelsels bevolkten nutteloos waren in het tegenhouden van de waanzin die uitging van andere specialisten, zoals de bouwers van het SIR-model [model om het verloop van een epidemie te berekenen, red.] of de corrupte gezondheidsadviseurs. Zelfs de meest ervaren medische professionals hadden geen expertise in “volksgezondheidspecialismen” en konden na een paar weken intensieve propaganda worden misleid tot politiek handige leugens.
Het probleem met groepsdeskundigheid dat we in de covidtijd tegenkwamen, is een natuurlijk gevolg van superspecialisatie. We zijn net getuige geweest van hoe dom onze samenlevingen zijn geworden als systeem.
Waar zijn alle volwassenen gebleven?
Een verklaring voor het verdwijnen van de generalisten begint met het beantwoorden van de kernvraag hoe generalisten worden gecreëerd, en waarom onze samenlevingen hen niet langer de leiding geven. Dit zijn lastige vragen om te beantwoorden, omdat er geen betrouwbare gegevens over bestaan (er bestaat bijvoorbeeld geen databank die de aantallen generalisten of hun professionele posities bijhoudt of inschat), dus alles wat we kunnen doen is zo goed mogelijk het antwoord schetsen.
Het Britse overheidsapparaat is een goed voorbeeld van een systeem dat vroeger zijn eigen generalisten creëerde. De belangrijkste departementen van de Britse overheid noemen zichzelf gezamenlijk “Whitehall”, deels omdat dat de naam was van een oud paleis dat ooit stond waar nu hun kantoorgebouwen in Londen staan, en deels omdat die gebouwen van witte steen zijn gemaakt. Het Whitehall-systeem voor het leiden van een overheidsapparaat werd ontwikkeld in de 19e eeuw en geperfectioneerd in de 20e eeuw.
Whitehall’s werkwijze was om slimme beginnende ambtenaren uit veel verschillende departementen te nemen en ze om de paar jaar over verschillende vakgebieden te laten rouleren. Deze jongeren kregen al snel een behoorlijke verantwoordelijkheid voor belangrijke onderdelen van het staatsapparaat en vormden een informele club met elkaar terwijl ze bij elke nieuwe plaatsing een nieuw soort kennis opdeden.
Iemand met een opleiding in Britse geschiedenis zou bijvoorbeeld op 23-jarige leeftijd in het systeem kunnen komen, een paar jaar bij het ministerie van Onderwijs werken, dan een paar jaar bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, dan het ministerie van Financiën, dan Vervoer en dan het ministerie van Binnenlandse Zaken. Die persoon kan van het maken van zeer gespecialiseerde analyses in zijn eerste functie overgaan tot het leiden van kleine teams in de volgende, tot het organiseren van grote hervormingen, tot het worden van Departementssecretaris verantwoordelijk voor duizenden, en uiteindelijk tot het vervullen van de rol van kabinetssecretaris verantwoordelijk voor het hele Whitehall.
Deze slimme jongeren ontwikkelden zich van het uitoefenen van hun oorspronkelijke vak tot het samenwerken in groepen die algemene problemen bespraken, tot het deelnemen aan bovendepartementale onderzoeken en task forces. Worstelend met moeilijke vraagstukken waarbij veel uiteenlopende zaken en de inbreng van heel veel anderen een rol speelden, veranderden zij geleidelijk van gewone ambtenaren in generalisten.
Slim en gespecialiseerd beginnen betekende dat zij de grenzen van een bepaald gebied kenden en zich bewust waren van de uitdaging om iets met zekerheid te weten en iets heel goed te doen.
Door uit hun eigen ervaring af te leiden hoe weinig iemand anders over elk ander grensoverschrijdend onderwerp kon weten, konden zij de onwaarheden op vele andere gebieden dan hun eigen gebied doorzien. Ook zij zijn door groepsleden met andere specialiteiten gewezen op hun eigen onwaarheden, waardoor zij de grenzen van hun kennis leerden kennen. Geleidelijk groeide hun waardering voor hoe het hele systeem in grote lijnen functioneerde en verbeterd kon worden.
Kortom, generalisten werden gecreëerd door jonge specialisten bloot te stellen aan veel verschillende omgevingen en problemen, hen samen te brengen met andere specialisten van zowel binnen als buiten het ambtelijk apparaat, en hen te belasten met problemen met een steeds grotere reikwijdte die steeds meer verschillende perspectieven vereisten. Dit recept om een generalist te ontwikkelen heeft decennialang goed gewerkt voor Whitehall.
Dit is ook hoe grote bedrijven het doen, via hun talentprogramma’s voor veelbelovende jonge mensen. Zij beginnen een tijdje als specialisten in hun vakgebied en dan laten de bedrijven hen rouleren tussen verschillende bedrijfsonderdelen, waarbij zij geleidelijk hun kennis van de verschillende onderdelen van de organisatie opbouwen en hun identificatie met hun collega-generalisten vergroten. Dit basismodel werd ook gebruikt door de grote Rijken van weleer die daarmee mensen opleidden om hun provincies te besturen.
We kennen het recept, en zien het nog steeds toegepast in veel landen en bedrijven. Wat ging er dan mis?
De ondergang van de generalisten in de regering
Denk aan de problemen die zich hebben voorgedaan in Whitehall, dat zelfs tegenwoordig nog deze roulatiesystemen hanteert en nog steeds zeer slimme generalisten voortbrengt.
Een probleem dat zich in Whitehall ontwikkelde was dat politici begonnen te ontsnappen aan de volwassenen in de kamer en zich in plaats daarvan steeds meer omringden met vleiers en communicatiespecialisten. Waarom? Natuurlijk genoten ze van de vleierij, maar wat veranderd was, was dat ze zich 24/7 in een mediaomgeving bevonden die constant op zoek was naar mogelijkheden om hen te bekritiseren.

Tony Blair
Het beheersen van “de boodschap” werd cruciaal, en werd zelfs de belangrijkste vaardigheid die een politicus succesvol maakte. Tony Blair, die drie verkiezingen op rij won, was een meester in het beheersen van de boodschap, en zijn politieke partij verloor onmiddellijk de verkiezingen toen hij niet langer aan het hoofd stond. Politici van alle pluimage leerden van dit en andere voorbeelden dat zij er niet omheen konden communicatie als hun topprioriteit te stellen. Communicatie als specialisme overvleugelde eenvoudigweg de generalisten in hun nut voor politici.
Het probleem met jonge communicatiemensen – inclusief degenen die gespecialiseerd zijn in gebieden met het label “PR”, “marketing” of “media” – is dat zij specialisten zijn in manipulatie en schijn, maar verder zo onwetend zijn als kleuters, net als bijna alle superspecialisten. Omringd door massa’s kleuters die spreken over berichtgeving en weinig anders, zaten politici zonder volwassenen in de kamer.
De vleierij voelde prettig, hun carrières leken in goede staat en het systeem bleef toch wel werken, dus ze misten de volwassenen niet echt. De extreme onwetendheid van de communicatiemensen over grote beleidszaken betekende dat alles wat politici zeiden niet onmiddellijk werd aangevochten, maar eerder geprezen.
Deze gevaarlijke trend ging gepaard met een tweede ontwikkeling: het doelbewust voeden van politici, door speciale belangengroepen, met beleid dat een privébelang heeft. Politici kregen wetsvoorstellen van “denktanks” die huisvestingsbelangen vertegenwoordigden, of Big Pharma, of grote militaire bedrijven, of welke andere georganiseerde speciale belangengroepen dan ook.
Terwijl Whitehall nog steeds zijn ding deed, onbevreesd beleidsadvies uitbracht en probeerde verstandig nieuw beleid uit te stippelen, werden politici gevoed met een constante stroom van wetsvoorstellen die geweldig klonken en dus goed zouden scoren in de peilingen, maar in werkelijkheid slechts zouden dienen om een kleine belangengroep te bevoordelen ten koste van het publiek.
Deze combinatie was als een perfecte samenzwering tegen de volwassenen in de kamer. De noodzaak om de boodschap te controleren leidde ertoe dat veel berichten-knedende kleuters zich verzamelden rond de politici, die tegelijkertijd elke dag met meer slechte beleidsideeën werden gevoed door steeds meer rijke lobbygroepen. Deze lobbygroepen beheersten ook de media door deze te overspoelen met afleidingsmanoeuvres en leugens over het beleid, opgesteld door niemand minder dan hun eigen communicatiemensen.
Aangezien de meeste mediaprofessionals geen generalisten zijn en weinig tijd hadden om een kwestie te begrijpen, waren ze weerloos tegen deze schijnvertoning van de sponsors van het beleid, en ze hadden hoe dan ook weinig stimulans om bezwaar te maken, omdat het meegaan in de schijnvertoning toegang verschafte tot de politici. Noch de communicatiemensen van de politici, noch de sponsors van slechte beleidsideeën hadden echt behoefte aan of belangstelling voor goede beleidsideeën, en waardeerden dus niet wat de generalisten te bieden hadden. De volwassenen ontdekten dat zij de kamer waren uitgeschopt.
Afdelingen begonnen zich vervolgens te ontdoen van de generalistische structuren waar ze nu weinig behoefte meer aan hadden, ten gunste van het geven van meer macht aan kleuters. De schijn van de generalistische vaardigheden bleef bestaan, wat de essentie is van bedrog, maar zonder de inhoud die het ondersteunt. Top-down voorwendselen begon het te winnen van “bottom-up realiteit”, en we zagen een gestage parade van haar overwinningen: Millenniumdoelstellingen, Agenda 2030, doelstellingen voor duurzame ontwikkeling [de S.D.G.’s, red.] en andere top-down “visies” die zogenaamd het beleid bepalen, in plaats van een evaluatie van de 100 specifieke dingen die men in het veld zou kunnen doen, die daadwerkelijk tot betere resultaten zouden leiden. De “nepindustrie” nam een hoge vlucht, waardoor het zicht van politici verder werd vertroebeld en de macht en het prestige van echte generalisten verder afnamen.
Erger nog, hoe dommer de adviseurs rond een politicus, des te beter, politiek gezien omdat het hebben van meer domme en volgzame adviseurs leidt tot minder interne oppositie tegen beleid dat slecht is voor het land maar goed voor een lobbysponsor. Gedreven door deze politieke stimulans begonnen departementen steeds meer communicatiemensen aan te nemen en steeds meer mensen die zich voordeden als generalisten maar eigenlijk gewoon onwetende dwazen waren.
Deze strijd is nog steeds gaande in Groot-Brittannië en elders. De resterende volwassenen in de kamer weten precies wat er gebeurt en proberen zich te verzetten door vast te houden aan de structuren die generalisten opleiden en aan de hendels te trekken die de invloed van de communicatiemensen en andere kleuters verminderen. Hun belangrijkste overgebleven vestingen liggen op gebieden die een algemene kijk op de samenleving als geheel het hardst nodig hebben, namelijk de departementen waar dagelijks afwegingen worden gemaakt en veel verschillende belangen expliciet tegen elkaar moeten worden afgewogen. Afdelingen zoals de Schatkist, de accountantskantoren, en de belastingkantoren.
Nu de generalisten veel van hun status verloren hadden, was het onmogelijk om de covidonzin te stoppen. Toch, in het Verenigd Koninkrijk, waren het juist de generalisten in Whitehall die onmiddellijk ontdekten dat de lockdowns onzin waren en waarschuwde vooraf hun ministers voor nevenschade. Simon Case, de kabinetssecretaris, werd in die uitgelekte WhatsApp-berichten gezien terwijl hij probeerde de lock downs tegen te houden, en werd terzijde geschoven door communicatiekunstenaars als Dominic Cummings, een typische communicatiespecialist die een beleidskleuter is. Een vorige kabinetssecretaris, Gus O’Donnell, sprak zich reeds aan het begin in krantenartikelen uit tegen de lockdowns en steunde ongetwijfeld zijn generalistische gemeenschap binnen Whitehall.
Er waren dus volwassenen in de kamer, maar die werden overlopen door de peuters. Zoals Eugyppius opmerkt over wat we hebben geleerd van de WhatsApp-berichten waarbij de verantwoordelijken van het VK betrokken waren en naar wie ze besloten te luisteren: “Niemand in deze tekstberichten, van Johnson tot Hancock tot andere ministers tot willekeurige deskundigen en alle anderen, heeft ook maar het geringste idee waar hij mee bezig is of zelfs wat de doelen van de beperkingen zijn.”
Het lijkt er inderdaad op dat de huidige premier Rishi Sunak, die tijdens de lockdowns minister van Financiën was en daar destijds tegenin probeerde te gaan, de generalisten de leiding heeft gegeven om op veel beleidsterreinen echte vooruitgang te boeken, wat heeft geleid tot een recente mini-opleving van generalisten in Whitehall.
De volwassenen die de laatste 20 jaar van spindoctors en corruptie hebben overleefd, staan momenteel in het voetlicht, hoe kort ook. Terwijl enige schijn van werkelijke kennis en de wens om de bevolking te helpen in het VK nog overeind blijft, zijn in plaatsen als Australië de generalisten al lang geleden volledig verslagen en vervangen door van bovenaf opgelegde bedriegers, communicatiedeskundigen, corrupte dikdoeners, en ‘hollow men’[‘holle mannen’, zo genoemd in een artikel Catolicweekly.com, red.].
In de aanloop naar covid in de VS had Trump zich omringd met mensen die bereid waren hem voortdurend te vleien en die beslist niet volwassen waren. De ambtenaren die Trump al lange tijd omringen, zoals Anthony Fauci en Deborah Birx, waren ook geen generalisten maar specialisten van een bijzonder sociopathisch kaliber, die hun eigen agenda’s er doorheen drukten en bereid waren alles te zeggen en alles te doen om aan de macht te blijven.
De teloorgang van generalistische academici
Naast de saga die zich binnen overheidsinstellingen afspeelt, heeft de samenleving als geheel geleden onder het verlies van volwassenen die vanuit functies informatie verstrekken. Een uitstekend voorbeeld is dat de academische wereld is opgehouden de media en de samenleving als geheel te voorzien van volwassenen die onomwonden spreken over wat er gaande is. In plaats daarvan is een groot deel van de academische wereld en het universitair onderwijs dat zij aanbiedt, een deel van het probleem geworden, en produceert zij vele sociaal nutteloze leugens en de volgende generatie leugenaars.
Hoe is dit, in grote lijnen, gebeurd met de Angelsaksische academische wereld?
Een generatie geleden waren er generalisten in overvloed binnen de academische wereld. Zij waren gelijken van de generalisten in de regering die een beroep op hen deden voor advies. Niet alleen in de economie, maar ook op het gebied van demografie, psychologie, sociologie en andere gebieden vormden academische generalisten een klasse die zichzelf zag als adviseurs van de regering en van het land als geheel. Hoewel zij specialisten waren in bepaalde disciplines, waren zij ook betrokken bij vele projecten en probleemgebieden en hadden zodoende een breed bewustzijn. Zij waren gericht op de werkelijke problemen van hun samenleving en zagen het publiceren in tijdschriften slechts als bijzaak.
Tegenwoordig is het werken aan de werkelijke problemen van de samenleving bijna helemaal uit de mode in de academische wereld.
Eén reden voor het verlies van generalistische vaardigheden in de academische wereld is dat de vraag naar generalistische academische diensten door de overheid is opgedroogd als gevolg van de hierboven uiteengezette krachten, waardoor de generalisten die bij de overheid gebleven zijn, minder macht hebben om goede academici als adviseurs in te schakelen. Ook is de generalistische academicus tegenwoordig vervangen door een gemakkelijker te corrumperen consultant of gesponsorde nep-adviseur. Op deze manier heeft eenvoudige ouderwetse corruptie de vraag naar generalistische academici sterk verminderd.
Binnen de academische wereld is de teloorgang van generalisten versneld door de strijd om aandacht, publicaties en fondsen binnen die wereld, die specialisatie beloont ten koste van het vergaren van generalistische kennis. Economen hebben opgemerkt dat concurrentie in een volwassen markt leidt tot goed afgebakende gebieden.
De academische wereld is de laatste decennia volwassen geworden na een explosieve groei direct na WOII, en nu regeren vakgebieden en dus specialismen. Google en andere snelzoekinnovaties belonen specialisatie ook: je naam komt naar boven als iemand naar een onderwerp zoekt als je steeds weer hetzelfde hebt geschreven. Als je daarentegen weigert jezelf een mentale lobotomie toe te brengen door de markt te verzadigen met steeds dezelfde boodschap, word je gewoon niet bekend.
Net zoals kleuters in opstand komen tegen volwassenen, ergeren generalisten binnen de academische wereld alle anderen omdat zij zich bemoeien met alle kleine specialistische koninkrijkjes, en in wezen elk van de kleuters vertellen hoe klein hun individuele territorium is. Ze zijn niet alleen impopulair, maar worden gemeden uit de toptijdschriften waar territoriale ‘dieren’ en dus specialisten heersen. Wanneer generalisten geen specialiteit hebben, kunnen de specialisten in de kleine territoria hen negeren als zijnde irrelevant: wat zij zeggen wordt eenvoudigweg niet erkend als relevant voor specialisten, zoals wanneer kleuters de waarde niet erkennen van wat volwassenen weten.
Uit lange persoonlijke ervaring kunnen we zeggen dat het mettertijd slechter is geworden. Vijftig jaar geleden, toen onze eigen mentoren jong waren, wisselden veel academici (waaronder de adviseurs van onze eigen PhD thesis) routinematig tussen beleidsland en de academische wereld. Nu is zo’n ‘goede’ draaideur een zeldzaamheid.
Wij hebben het zelf gedaan, maar het heeft ons aanzien in de vakgebieden gekost en weinigen van onze generatie hebben het geprobeerd. De academische wereld en de beleidswereld zijn verder uit elkaar gegroeid, waarbij zelfs onze lexicons zodanig uiteenlopen dat academici en beleidstypes elkaar nauwelijks meer begrijpen.
De meeste academici in de sociale wetenschappen hebben tegenwoordig enorme stimulansen om totaal nutteloos te zijn terwijl zij zich bezig houden met esthetisch mooie zandkastelen. Juist omdat de concurrentie voor prestigieuze academische posities moordend is, gaat het academische systeem van nature in de richting van nutteloosheid: hoe minder de externe waarde van een academicus, hoe groter de kans dat een nieuwkomer in de academische wereld nooit het “klooster” zal kunnen verlaten.
Nutteloosheid dient daarbij als een perfecte eigenschap om jonge academici vooraf te binden aan de “stam” die elk gebied bestuurt dat is gescheiden van het beleid. Net zoals monniken in religieuze kloosters debatteerden over hoeveel engelen er op een speldenknop zouden kunnen dansen, leven veel academische economen tegenwoordig in een wereld waarin men zogenaamd de optimale smaak van lockdowns bepaalt door een 5-dimensionale dynamische vergelijking op te lossen. Het is dwaasheid, maar goed betaalde dwaasheid die vleierij en andere beloningen oplevert.
Zowel in de academische wereld als bij de overheid zijn zogenaamde generalisten gearriveerd. Bedrijfsdiploma’s, managementdiploma’s en andere “algemene” diploma’s beloven studenten te helpen generalisten te worden. De essentiële tekortkoming van deze opleidingen is dat zij de studenten niet de grenzen van wat dan ook doen ontdekken, maar dat zij veeleer de basisbeginselen van veel verschillende disciplines op een presenteerblaadje aanbieden.
Dat kan werken als een student al een specialist is geworden en een of ander vak heeft uitgeoefend voordat hij de graad heeft behaald, maar het is een probleem als studenten die instromen nooit echt zijn uitgedaagd. Afgestudeerden van dergelijke opleidingen hebben vaak geen idee van de grenzen van de kennis op welk gebied dan ook of van de grenzen van wat redelijkerwijs kan worden bereikt met top-down benaderingen. Als gevolg daarvan kunnen ze nepperij niet herkennen en zijn ze weerloos tegen de vleierij ervan. Velen worden dan zelf fervente vervalsers. Zij moeten tenslotte ook hun rekeningen betalen.
Is Team Nuchter immuun?
Helaas schuilt hetzelfde probleem in Team Nuchter. Zeer weinig generalisten in het verzet verwonderen zich constructief over het hele systeem, terwijl massa’s specialisten steeds weer bepaalde kleine punten naar voren brengen. Als je regelmatig leest, leer je ze na verloop van tijd kennen. Persoon A geeft altijd de Grote Satan de schuld. Persoon B praat alleen over de vaccins. Persoon C gaat maar door over kinderen. Persoon D staat bekend om schattige video’s over hoe fout de modellen waren. Persoon E herhaalt dagelijks hoe slecht de lockdowns waren voor de vrijheid.
Het probleem is niet dat een van hen ongelijk heeft, maar dat hun kleine stukje van de waarheid niet aansluit bij de waarheden van anderen op een manier die oplossingen oplevert. De meeste specialisten proberen niet eens de rommelige wereld van de oplossingen te betreden, omdat de noodzaak om in hun eigen hoek te vechten hen opslokt. Erger nog, als personen A tot en met E zouden stoppen met het herhalen van wat ze weten, zou hun plaats in de schijnwerpers worden ingenomen door iemand die niet verslapt op de repeat-knop. In de strijd om aandacht dreigt Team Nuchter in precies dezelfde val te lopen als Team Lockdown: specialisten die de ether beheersen terwijl ze grotendeels irrelevant zijn voor het probleem van wat er moet gebeuren. Langzaam maar zeker worden ze deel van het probleem.
Dit gezegd hebbende, is het onbetwistbaar dat specialisten nodig zijn in Team Nuchter, zoals ze dat ook elders in de maatschappij zijn. We hebben hen nodig om de beste inschatting van de waarheid te construeren en te communiceren op de gebieden die zij echt kennen. Het probleem is dat de waarde van generalisten en de belangrijkste taken die door hen moeten worden verricht, over het algemeen niet worden erkend, en dat die taken dus niet worden vervuld, of op onbekwame wijze worden vervuld door specialisten.
Kunnen specialisten vandaag de dag op competente wijze gemeenschappen helpen bij het vinden van praktische oplossingen via door de gemeenschap geleid onderwijs, lokale gezondheidszorg, nieuwe democratische systemen, hervormingen van het overheidsapparaat of nieuwe bedrijven? Meestal niet. Advies op dergelijke gebieden is het soort hulp dat generalisten in grote bedrijven of regeringen bieden. Daar zijn ze goed voor.
Veel van degenen die het meest constructieve werk doen in Team Nuchter zijn degenen die voor hun gezinnen en kleine gemeenschappen zorgen: mensen die thuisonderwijs, lokale voedselproductie en gezondheidszorg, hun eigen media en lokale kerken organiseren. Zij bouwen iets op. Maar om een echt krachtige tegenbeweging te vormen, moeten deze lokale gemeenschappen zich verenigen met anderen en verbonden worden met overkoepelende instellingen op hoger niveau die hulp kunnen bieden. Het ecosysteem van Team Nuchter heeft goed functionerende grote openbare instellingen nodig, van alternatieve universiteiten tot alternatieve gezondheidsstelsels.
Om de middenlaag van organisaties tussen het niveau dat boeken schrijft en het niveau dat lokale gemeenschappen opbouwt te ontwerpen en te koesteren, zijn echte generalisten nodig.
Wat staat ons te doen?
De teloorgang van de generalisten is een enorm maatschappelijk probleem, dat enigszins los staat van corruptie of kwade bedoelingen. De volwassenen in de regering hebben het afgelegd tegen communicatiedeskundigen en degenen die slechts pretenderen over generalistische vaardigheden te beschikken. Nep-generalisten leveren top-down visies en kaders die de politici slechts vleien en de echte generalisten, die zuivere bottom-up kennis bezitten, marginaliseren.
De volwassenen in de academische wereld hebben geconstateerd dat er minder vraag is naar hun diensten binnen de overheid, dat er meer vraag is naar specialisatie omdat dat de weg is naar publicaties en dus academisch succes, en dat zij bovendien moeten opboksen tegen schijngeneralisten in hun gelederen.
Binnen Team Nuchter doet zich hetzelfde probleem voor. We moeten de waarde van generalisten erkennen bij het bedenken van nieuwe instellingen en initiatieven die breed denken vereisen. We hebben generalisten nodig om de middenlagen van de organisaties van de toekomst op te bouwen, tussen de “basis en de boeken”. Bovendien moeten we toekomstige generalisten opleiden en koesteren.
Op korte termijn moeten degenen in het verzet die als generalisten kunnen denken, opstaan, en moeten degenen in het verzet die specialisten zijn, de grenzen van hun kennis en de waarde van de generalisten erkennen.
Op langere termijn, als we de volwassenen niet terug in de kamer krijgen, zal het huis wellicht in brand gestoken worden door de kleuters van deze tijd.